1291 19 SEPTEMBER 1978 winkeliersverenigingen van de stad Breda zijn ver tegenwoordigd. Die vertegenwoordigers hebben over leg gepleegd met de leden van hun verenigingen en op basis daarvan heeft de commissie M.G.B. een ad vies gegeven aan de Kamer van Koophandel, een ad vies dat door de Kamer van Koophandel is overgeno men. Hiermee heb ik naar ik meen mijn twijfel met betrekking tot het eerste punt voldoende duide lijk gemaakt. Het tweede punt van de motie is naar mijn me ning een erg eenzijdige uitspraak, die volgens mij helemaal niet is onderbouwd. Ik weiger, zoiets vast te stellen. Ik heb verder al gezegd dat men niet ver plicht is zijn winkel open te houden. Het is een kwestie van vrije keuze en dat kleine beetje vrij heid zou ik toch graag bij de ondernemers willen laten. In punt B wordt gepleit voor een controle op naleving van de Arbeidswet. Ik kan mij daar er gens wel in vinden, maar ik heb al gezegd dat wij dit zien als een taak voor de vakbonden en de Arbeidsinspectie. Wat punt C betreft meen ik te kunnen volstaan met een verwijzing naar wat ik over punt A heb ge zegd. Het zal al met al duidelijk zijn dat onze fractie deze motie afwijst. De heer Dreef heeft eveneens een motie inge diend. Wij hebben gisteravond in de pauze even overlegd met de Partij van de Arbeid. Naar men mij heeft verteld is het de bedoeling van de motie - niets meer en niets minder - dat over een jaar eens wordt nagegaan of de keuze van de betreffende avond wel juist is geweest. Met die intentie heb ben wij geen moeite. De wethouder heeft in zijn beantwoording trouwens al een toezegging gedaan. Ik kan mij voorstellen dat de Parij van de Arbeid er na het antwoord van de wethouder behoefte aan heeft, haar motie in te trekken. Ik wil vervolgens nog even iets zeggen over Princenhage. Het is algemeen bekend dat er in dit

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1978 | | pagina 1291