1293 19 SEPTEMBER 1978 niet alleen door de Arbeidsinspectie maar zeer zeker ook de politie. De heer Garritsen beoogt in feite ongeveer hetzelfde met punt B van zijn mo tie, terwijl dit naar ik meen ook bedoeld wordt door de heer Veelenturf. Een bepaalde reactie van de heer Garritsen doet ons wat vreemd aan. Hij wist dat wij de mo tie wel wilden ondertekenen, maar dat wij met de inhoud ervan niet akkoord zouden kunnen gaan. Dat is hem naar ik meen duidelijk verteld. De heer Garritsen heeft zoëven gesteld dat wij de motie wel zullen steunen, gezien het feit dat wij deze medeondertekend hebben. Wij vinden het jammer dat hij zich zo heeft uitgelaten, want het is hem zo niet verteld. Het spijt mij een beetje dat hij dit punt op een dergelijke manier in de discussie heeft gebracht. De heer GARRITSEN: Ik zou graag willen weten wat de zakelijke argumenten tegen mijn motie zijn, want die heb ik niet gehoord. De heer DREEF: Wat onze motie betreft kan ik mededelen dat wij akkoord gaan, gezien de toezeg ging van. De heer GARRITSEN: Nee, ik heb gevraagd naar een reactie op de motie die ik heb ingediend. De VOORZITTER: De heer Dreef mag zelf bepalen in welke volgorde hij de moties wil behandelen. Hij heeft het nu over de motie van de Partij van' de Arbeid. De heer DREEF: De wethouder heeft toegezegd dat er nog een evaluatie zal plaatsvinden, naar ik meen te hebben begrepen over een jaar. Op grond van deze toezegging willen wij onze motie intrek ken. Ik wil vervolgens nogmaals een opmerking ma ken naar de heer Garritsen toe. Met de wethouder heb ik wel enig begrip voor de punten één en twee van de overweging, want ook mij bereiken vanuit de samenleving signalen die erop duiden dat een

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1978 | | pagina 1293