1299
19 SEPTEMBER 1978
van de regels door welke middenstander dan ook
kan in dit verband nimmer een argument zijn dat
als basis kan dienen.
De heer Dreef heeft om bepaalde enquêtecij-
fers gevraagd. Ik zal ervoor zorgen dat deze ge
gevens in de commissie Economische Zaken ter vi
sie komen. Natuurlijk is de politie het orgaan dat
de naleving van de Winkelsluitingswet moet contro
leren, maar zoals ik in eerste instantie al heb
betoogd is de politie niet het orgaan om de nale
ving van de Arbeidswet te controleren.
De heer Brooimans en ik blijven van mening
verschillen, niet omdat hij wellicht naar de me
ning van een winkelier uit het Brabantpark had
kunnen vragen. Dat had ik natuurlijk ook kunnen
doen, zoals ik ook een winkelier uit Princenhagen
had kunnen benaderen, hetgeen ik evenmin heb ge
daan. Ik heb mijn mening gebaseerd op het advies
dat gekomen is van de R.K. Middenstandsvereniging
Princenhage en die vereniging omvat meer dan één
winkelier. Wellicht is het ook een beetje ingege
ven door het feit dat er in Breda nog geen erva
ring is opgedaan met een vaste koopavond op don
derdag. Als wij de mogelijkheid openlaten om er
over een jaar aan de hand van de ervaringen op te-
rug te komen, dan is dat misschien een uitgestoken
hand in de richting van de heer Brooimans, die op
basis daarvan mogelijk toch met het voorstel mee
gaat. Als dat laatste niet het geval is dan zal
dat wel blijken bij de stemming.
De VOORZITTER: Wij zijn het moment genaderd
waarop over een en ander kan worden beslist. Ik
mag vaststellen dat de door de heer Dreef inge
diende motie inmiddels is ingetrokken op basis van
de toezeggingen die van de zijde van het college
zijn gedaan. Ik meen dat dit een juiste conclusie
is. Aan de orde is wel de motie van de heer Gar-
ritsen en het lijkt mij het verstandigst dat wij
eerst over die motie stemmen. De betrokken motie
is voldoende behandeld.