12 OKTOBER 1978 1313 mensen en groeperingen uit de kerkelijke hoek be vatte. Wij vinden het van belang dat de Bredase raad zich uitspreekt over situaties als die, waar in de 182 Marokkanen zich bevinden dankzij onder andere het systeem van de koppelbazen en omdat wij er niet voor gezorgd hebben dat zij onder redelijke omstandigheden konden werken. Wij vinden dat de raad zich moet uitspreken over hoe het is om hier te werken in een tijd van hoogconjunctuur en daar na achteruit te gaan. De raad moet eens uitspreken wat hij denkt van zaken die door Amnesty Interna tional zijn aangevoerd. Wij vinden ook dat dit mo gelijk is, dat de Bredase raad zich kan uitspreken over een zaak die niet direct onze eigen gemeente lijke verantwoordelijkheid regardeert. Wij hebben dat al meer gedaan, onder andere ten aanzien van de Kalkar-kwestie waar wij als raad een motie van het C.D.A. hebben aangenomen en ter kennis van de regering hebben gebracht. Wij hebben dat ook gedaan inzake het besluit landelijke normering bijstands wet, waar wij zelfs met het preadvies van het col lege zijn meegegaan en onze mening ter kennis van de hogere overheid hebben gebracht. Dat is een aan tal redenen waarom wij de raad verzoeken ons voor stel van orde aan te nemen en deze brief alsnog in de raad te behandelen. Als de raad dit voorstel van orde aanneemt, zal ik in het verdere verloop aange ven op welke manier de behandeling mijns inziens zou moeten plaatsvinden. De VOORZITTER: De heer Oomen heeft een orde voorstel ingediend, inhoudend dat de brief onder 2.A.a. uit de ingekomen stukken wordt gelicht en als afzonderlijk agendapunt wordt behandeld. Dit betekent dat artikel 23 van het Reglement van Orde van toepassing is en dat de raad over toevoeging van dit punt aan de agenda een oordeel moet uit spreken. De heer Oomen heeft zijn voorstel al van een uitvoerige toelichting voorzien. Het college van burgemeester en wethouders is van oordeel dat deze brief door de zorg van het college zou kunnen

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1978 | | pagina 1313