1316 12 OKTOBER 1978 Wij hebben gezien hoe de landelijke overheid met deze 182 Marokkanen omspringt. Alleen door acties en verzet tegen het beleid is er wat uitstel geko men. Dat verzet moet worden ondersteund, ook vanuit de Bredase raad en daarom is het zeker noodzakelijk dat hier over deze kwestie wordt gediscussieerd. Wij kunnen het beslist niet afschuiven op de huidi ge regering alleen; dat zou volstrekt onverantwoord zijn. De heer SCHURING: Heeft de vorige spreker ken nis genomen van de uitspraak van de Raad van State in dezen? De heer GARRITSEN: Inderdaad. De heer OOMEN: Ik vind het prettig dat de heer Schuring naar de uitspraak van de Raad van State verwijst, want dat geeft mij de gelegenheid even te verwijzen naar de betrouwbaarste krant die ik in Nederland ken, de N.R.C., waar die uitspraak in staat. Die uitspraak is echter niet terzake. Het gaat erom welke beslissing de regering over deze aangelegenheid neemt en de Raad van State kan alleen maar toetsen aan de beslissing die in 1976 is genomen. Zoals ik vanavond nog in het nieuws heb gehoord ligt de verantwoordelijkheid bij de regering. Ik wil toch nog even reageren op een aantal opmerkingen. De heer Eissens merkt op dat wij de zaak niet kunnen overzien De heer EISSENS: Het is niet de bedoeling dat wij hier vanavond de kwestie van de Marokkanen gaan behandelen en ik heb de indruk dat de heer Oomen daar naartoe wil. De VOORZITTER: Aan de orde is nog steeds het ordevoorstel van de heer Oomen. De heer OOMEN: Ik ga verder niet op de kwes tie van de Marokkanen in; ik verwijs alleen naar

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1978 | | pagina 1316