12 OKTOBER 1978
1317
üw argumentatie en daar wil ik even een kantteke
ning bij plaatsen. Formeel oordeelt u in andere
gevallen wél over zaken die ons niet aangaan, want
toen wij als raad een uitspraak inzake Kalkar deden
wilt u mij toch niet vertellen dat u diepgaand over
alle gevolgen was geïnformeerd. Ik denk dat wij op
een gegeven moment toch bepaalde uitspraken moeten
doen. Bovendien kan iemand met enige algemene ont
wikkeling, die de kranten leest, naar mijn mening
best een oordeel geven over deze zaak die al ja
renlang speelt. Bovendien was bij de stukken die
voor de raad ter visie lagen nogal wat informatie
gevoegd. Het is natuurlijk uw goed recht geen oor
deel uit te spreken en afhandeling van de brief
aan het college over te laten, maar het is mijn
goed recht het daar niet mee eens te zijn. Naar
mijn mening moeten wijals vertegenwoordigers van
de Bredase bevolking, een uitspraak doen. Een groot
aantal kerkelijke groeperingen heeft dat immers ook
gedaan? De heer Koertshuis zegt vertrouwen in de
regering te hebben, maar dat vertrouwen is bij ons
niet zo sterk aanwezig en daarom willen wij de re
gering vragen op een andere manier te oordelen dan
tot nu toe is gebeurd. Ik begrijp echter dat noch
WD noch CDA het hiermee eens is, hetgeen ik ten
zeerste betreur. Op grond van zowel het landelijke
als het Bredase politieke program zou naar mijn op
vatting een uitspraak moeten worden gedaan, waar
bij men zijn eigen politieke gezicht serieus dient
te nemen en reageert op geluiden uit de Bredase
samenleving. Dat laatste is een concreet feit en
daarom vind ik het jammer dat de Bredase gemeente
raad niet wenst te reageren, maar de zaak liever
aan het college over laat. Natuurlijk is het col
lege mans genoeg om de brief af te handelen, maar
ik vind dat wij er als raad over moeten praten om
dat de brief aan de raad en niet aan het college
is gericht.
Wethouder PAULUSSEN: Rein Welschen
en ik zijn akkoord gegaan met het besluit, de brief
ter afdoening in handen van burgemeester en