12 OKTOBER 1978
1355
De heer GARRITSENDe wethouder zegt dat de
voorlichting aan de burgers essentieel is, maar
volgens mij is de inhoud van die voorlichting es
sentieel en daar is de wethouder helaas niet op in
gegaan. Ik heb ook gevraagd wie die voorlichting
verzorgt.
De heer OOMEN: De heer Van den Wijngaard haalt
terecht aan dat de bevolking hierbij optimaal dient
te worden betrokken. Dat betekent voor ons niet al
leen dat de bevolking via een advertentietje wordt
geïnformeerd, maar ook dat met de mensen wordt ge
discussieerd over de aspecten van diverse milieu
zaken, zoals bijvoorbeeld de heer Garritsen heeft
gezegd en zoals men ook verder in ons programma
kan vinden.
Wethouder DE RAAFF: Er is geen verschil van
mening tussen de heer Dreef en mij over het arti
kel van het programakkoord waar het om gaat; dat
is artikel b van hoofdstuk 6. Wij praten nü echter
over artikel a. De heer Garritsen heeft geen ant
woord van mij gekregen omdat hetgeen hij aanroert
dit voorstel te boven gaat. Bovendien kan ik mij
zijn opmerking van nauwelijks een maand geleden
"van een C.D.A.-man kun je niets goeds verwachten"
nog heel goed herinneren, dus ik vraag mij af
waarom hij op een antwoord van mij zit te wachten.
De heer Oomen zegt terecht dat het niet alleen een
kwestie van informeren van de burgerij moet zijn.
Dat is waar en er komen na dit voorstel ook nog an
dere activiteiten, maar alles op zijn tijd.
Het voorstel van burgemeester en wethouders
wordt in stemming gebracht en met 23 tegen 11 stem
men aangenomen
VOOR stemmen: de heren Van Duijl en Sandberg,
mevr. Saelman, de heren Schuring, Van den Wijngaard,
De Brouwer, Van Dongen, Van Banning, Brooimans
Ten Wolde, Koertshuis, mevr. Den Ouden, de heren