12 OKTOBER 1978
1381
bestemmingsplannen in het vervolg wat eerder onder
ogen krijgen. Ik heb vernomen dat de St.A.R. het
bestemmingsplan, lang voordat wij het besproken
hebben, te zien heeft gekregen en dat de St.A.R.
verzocht is daarover te adviseren. Ik vraag mij
af waarom wij dat niet zouden kunnen. Ik heb gezien
dat de adviezen van de St.A.R. soms kunnen worden
gehonoreerd, dus blijkbaar liggen de plannen niet
op alle punten even vast. Misschien kunnen wij als
commissie ook nog het een en ander inbrengen.
Er is herhaaldelijk gezegd dat snelle bouw
nodig is. Inderdaad staat in het structuurplan dat
30 woningwetbouw het streefpercentage is en ik
heb er alle vertrouwen in dat de wethouder en de
dienst ervoor zullen zorgen dat dit er inderdaad
uit komt. Het lijkt mij echter nodig dat, als de
bouw van premie-huurwoningen niet doorgaat, de ge
hele percentageverdeling opnieuw ter discussie
wordt gesteld, mede ook in het licht van de behoef
te aan woningen.
De wethouder stelt dat het gegeven van de
30 door de rijksoverheid zou zijn opgegeven en
hij begint iedere keer over zijn gesprek in mei jl.
met staatssecretaris Brokx, maar ik vind de ant
woorden die hij op de vragen van het Kamerlid Van
der Spek heeft gegeven hoopgevend. Dit staat in de
Handelingen van de Tweede Kamer en dat is toch een
belangrijk boekwerk, dus ik blijf er aan vasthou
den. De heer Brokx heeft overigens gezegd die 30
niet te hebben vastgesteld, maar ter overweging te
hebben meegegeven. Hij heeft tevens aan Breda de
suggestie gedaan dat wij, gezien de hoge nood, in
de eerste jaren méér dan 30 woningwetwoningen
gaan bouwen en dat dan later, om toch aan 30 te
komen, eventueel wat minder van dergelijke wonin
gen zouden kunnen worden gebouwd. Waarom is dat
niet gedaan en waarom komt men nu toch weer met
erg veel vrije sector-woningen en weinig sociale
woningbouw?
Waarom is nu juist dat grote aantal vrije sec
tor-woningen in dat ene deelbestemmingsplan