1467 16 NOVEMBER 1978 Markt" en "in het Mastbos", lokaties aangeduid. In het kader van een parkeernota en van het ver keerscirculatieplan hebben wij die lokaties ver zekerd. Ik voel er niets voor dat uitgangspunt weder om op de tocht te zetten. Met alle respect voor ieders standpunt kan het verschil van mening in het college als volgt worden geëtaleerd. De meer derheid van het college onderschrijft als uitgangs punt het structuurplan en de politieke uitspraken die daarover in het programakkoord door P.v.d.A., V.V.D. en C.D.A. zijn gedaan. Twee leden van ons college, de heer Welschen en mevrouw Paulussen, zijn van mening dat volgens een bepaalde interpre tatie van het programakkoord de bouw van de onder havige parkeergarage best in heroverweging kan wor den genomen. Ik weet dat ik mijn overwegingen heb overgeaccentueerd en dat ik aan de motivering van de minderheid van het college wellicht te kort heb gedaan, maar dit is ongeveer de kwintessens van het hele verhaal. Het komt erop neer dat de meerder heid van het college de raad de aanvaarding van de motie ontraadt, op basis van de uitgebreide mo tivering die ik heb gegeven. De heer VAN DE STEENOVEN: Ik heb begrepen dat de wethouder het in heroverweging nemen van de bouw van de parkeergarage op grond van twee hoofdargu menten afwijst. In de eerste plaats is hij van me ning dat de door mij bepleite heroverweging in strijd is met het overeengekomen regeerakkoord en in de tweede plaats heeft hij aan het begin van zijn beantwoording inhoudelijk betoogd dat de par keergarage, gezien de diverse functies die de raad in het verleden aan de binnenstad heeft toegekend, noodzakelijk zou zijn. Ik bestrijd dat heroverweging van de bouw in strijd met het regeerakkoord zou zijn. Ten eerste staat in het regeerakkoord uitdrukkelijk dat het om hoofdlijnen van beleid gaat en ik wil niet zeg gen dat de parkeergarage geen belangrijk punt

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1978 | | pagina 1467