16 NOVEMBER 1978 1470 Het stelt mij diep teleur dat er volgens de medede lingen van de wethouder in het college omtrent de beoordeling van de motie twee opvattingen bestaan. Naar mijn mening staat in het collegeprogram heel duidelijk dat men zich aan de hoofdlijnen van het structuurplan houdt. De wethouder heeft naar ik meen niet anders gezegd dan dat de hoofdlijnen van het structuurplan bij dit voorstel niet in het ge ding zijn. Ik verbaas mij er dan ook over dat naar aanleiding van een dergelijk voorstel tot het ne men van een voorbereidingsbesluit weer een volle dige discussie over voor- en nadelen van structuur planfilosofieën ontstaat. Daarnaast wijs ik erop dat de motie zeer ver warrend is. In de eerste plaats vraagt men om een heroriëntatie. Tot een heroriëntatie kun je over gaan als er duidelijke indicaties zijn dat nieuwe ontwikkelingen in de beschouwingen ten aanzien van het geheel dienen te worden betrokken. Als men stelt dat er ontwikkelingen gaande zijn die haaks staan op het beleid dat het gemeentebestuur voor ogen staat, is dat niet bewezen; de basis van de motie is daarmee al aangetast. Heroriëntatie houdt een volledige afweging in. Wie schetst echter mijn verbazing bij het zien van de duidelijke invullin gen die onder de punten 2. en 3. reeds worden ge geven! Met andere woorden: de motie is erg slordig samengesteld en bevat een pleidooi voor heroriën tatie terwijl er van werkelijke heroriëntatie geen sprake is. Naar aanleiding van de punten 4. en 5. wijs ik erop dat er in het kader van het verkeerscircu latieplan en de inspraaknota voldoende afspraken zijn gemaakt om tot een goede gang van zaken te komen Ik ben benieuwd of de wethouders die het wèl met de motie eens zijn, in de toekomst elk punt van het structuurplan voortdurend weer ter discus sie willen stellen. Als dat de beleidslijn wordt, staat ons nog een groot aantal dubbele raadsverga deringen te wachten, wat naar ik meen, gezien uw

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1978 | | pagina 1470