1475 16 NOVEMBER 1978 commissie voor ruimtelijke ordening over artikel 19, in de context van de vraag van de heer De Brou wer, moeten praten; dit is overigens misschien dan zo'n toezegging waar je niet altijd even veel mee doet. Er heeft over de vraagstelling van de heer De Brouwer enig ambtelijk contact plaatsgevonden. De heer De Brouwer heeft daarnaast gevraagd of het college bereid is, als het voornemens is een verklaring van geen bezwaar ex artikel 19 bij het college van gedeputeerde staten aan te vragen, het "gevoelen" van de commissie te peilen. Nu kan ik natuurlijk een erg vuil spelletje spelen en zonder meer toezeggen dat dat zal gebeuren, maar we moeten dan wèl met elkaar afspreken wat dat "gevoelen" inhoudt. Ik kan mij voorstellen dat we de commissie vragen hoe zij erover denkt, onder de mededeling dat wij daar rekening mee zullen houden; het lijkt mij echter beter dat de commissie om advies zal worden gevraagd. Advisering lijkt mij meer in over eenstemming met de taak van een commissie van ad vies en bijstand. Dit brengt mij een beetje in moeilijkheden, want ik weet niet of ik kan toezeg gen dat de commissie advies zal kunnen uitbrengen. Emotioneel heb ik er persoonlijk geen moeite mee, ik denk dat ook de provinciale overheid er niet vies van is, maar we zullen dit even met elkaar moeten bepraten. Toe te zeggen dat het "gevoelen" van de commissie zal worden gepeild vind ik flauwe kul, want dat is zo ontzettend vrijblijvend. Het lijkt mij beter ernaar te streven dat de commissie in bepaalde gevallen advies uitbrengt. In ieder ge val zou ik graag eens in de commissie ruimtelijke ordening, waar ik ook over ambtelijke bijstand be schik, onder meer over de formele implicaties van het verzoek van de heer De Brouwer willen spreken. Op voorhand meen ik dat de gedachte van de heer De Brouwer bespreekbaar moet zijn en ben ik er in principe niet tegen. Ik hoop dat dat op dit ogen blik voldoende zal zijn. De heer Ten Wolde en mevrouw Den Ouden hoef ik, zonder overigens aan hun betoog voorbij te

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1978 | | pagina 1475