1519 20 NOVEMBER 1978 die het college daarvoor ter beschikking had moest het zich een oordeel vormen, dat het vervolgens nog moest formuleren en aan uw raad voorleggen. Het college moest een oordeel vormen en formuleren omtrent een aanpak die uitging van een gans andere benadering en van een gans andere technische opzet. Dientengevolge is deze opzet ook financieel-econo- misch niet vergelijkbaar met de oorspronkelijke opzet; hoogstens zou dat alleen voor het eindgetal, kunnen gelden. De opzet van het Centrum is voorts nergens in Nederland op deze schaal toegepast en tenslotte is het aan het Centrum gelieerde tech nisch adviesbureau vrijwel het enige met de know how die nodig is om die opzet uit te werken, het geen als zodanig al enige reserves oproept bij de beoordeling. Het spreekt welhaast vanzelf dat is het Centrum ook bepaald niet kwalijk te nemen dat het Centrum-rapport wat betreft de uitwerking, de controleerbaarheid van aannames, de financiële vertaling enzovoorts gewoon niet vergelijkbaar is met een studie waaraan specialisten van het ener gie- en waterbedrijf, van de K.E.M.A. en van de P.N.E.M. een jaarlang met zeer grote intensiteit hebben gewerkt. De beoordeling door het college valt in feite in drie hoofdgroepen uiteen. Wij hebben ik meen dat dat ook ons goed recht is een verweer opge steld tegen de beweringen in de Centrum-rapportage welke het K.E.M.A.-rapport veroordelen of twijfel achtig makenBij wijze van voorbeeld wijs ik erop dat gedegen en met cijfers aantoonbaar de bewering uit de wereld is te helpen dat wij de P.N.E.M. te veel zouden vergoeden. De tweede hoofdgroep van argumenten is wat vager, waarvoor ik excuses vraag. Men kan ervan uit gaan dat hetgeen in de Centrum-rapportage staat al lemaal juist is. Ons ontbreekt echter voldoende tijd, kennis, kunde en inzicht om een compleet an der systeem op al zijn merites te bekijken. Je kunt er evenwel van uitgaan dat het gestelde in het Centrum-rapport, bijvoorbeeld de uitspraak dat een

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1978 | | pagina 1519