20 NOVEMBER 1978
1536
Ik wil mij verweren tegen de mogelijke sugges
tie als zouden alle beslissingen ten aanzien van
de stadsverwarming door anderen zijn genomen, waar
bij de P.N.E.M. en het'rijk alleen maar bereid zou
den zijn geweest medewerking te verlenen als wij
de K.E.M.A.-rapportage zouden volgen, en dat op
die wijze een aantal feitelijke besluiten zouden
zijn genomen die Breda compleet met de rug tegen
de muur hebben gezet. In redelijkheid moet natuur
lijk worden erkend dat wij met de participanten be
paalde afspraken hebben gemaakt. Die zijn ook door
ons gemaakt en ook wij zijn dus deelgenoot aan die
afspraken. U leest bijvoorbeeld in het preadvies
dat er met het rijk geen onderhandelingen op basis
van de Centrum-rapportage zijn gevoerd. Uiteraard
was het in de korte tijd die ons ter beschikking
stond voor ons volstrekt onmogelijk daarover onder
handelingen te voeren. Van het rijk krijgen wij
subsidie voor de stadsverwarming op basis van de
K.E.MA.-rapportagemaar er is niet vermeld dat
het rijk ons heeft verzekerd dat wij geen subsidie
krijgen als wij overgaan tot uitvoering van stads
verwarming op basis van de Centrum-rapportage. Ik
vind dat wij die zaken duidelijk van elkaar moeten
loskoppelen en dat wij het positieve en niet het
negatieve moeten zoeken. De feitelijke situatie
houdt in dat nu, ook door ons college, voor het
K.E.M.A.-model wordt gekozen en op basis daarvan
zijn de afspraken gemaakt.
Wat betreft de becijfering rond het verhaal
van de 62 miljoen naar de - 40 miljoen ben
ik staande deze vergadering niet in staat daarover
duidelijkheid te verschaffen, waarvoor mijn excu
ses. In de Centrum-rapportage zijn verschillende
aannames opgenomen welke naar de mening van het
Energie- en Waterbedrijf de financiële uitkomsten
van die rapportage in zeer grote mate beïnvloeden.
Ik zal er één noemen die volstrekt als een paal bo
ven water staat. Het Centrum gaat ervan uit dat in
1979 de eerste warmtekrachtcentrale al in gebruik
kan worden genomen en dat verschilt nogal met de