20 NOVEMBER 1978 1560 project. Ik stelde hieromtrent reeds vragen tijdens de gezamenlijke commissiebehandeling op 16 november en de wethouder antwoordde toen dat bedoeld artikel zodanig zou worden gewijzigd dat de beoordeling niet door de directie maar door het college zelf zou geschieden, waarbij een terugkoppeling naar de commissie bedrijven zou plaatsvinden. Aangezien ik dit een wezenlijk punt in het kader van het hele aanbestedingsproject vind, verzoek ik u voor de goede orde en voor de notulen die toezegging hier nog eens te herhalen, opdat een en ander ter vast legging en ter beoordeling aan de raad ter kennis wordt gebracht en dit aspect uiteindelijk ook dich ter bij de commissie zal komen. Verder wil ik mijn vreugde uitspreken over het feit dat vermoedelijk een Bredase aannemer met de werkzaamheden zal worden belast. Dit is in over eenstemming met mijn opmerkingen tijdens de raads vergadering van 18 september, waarbij ik aandacht vroeg voor het werkgelegenheidsaspect van de aanleg van stadsverwarming. Er is mij evenwel kort geleden iets ter ore gekomen. Er is diverse leden van de aannemerscombinatie die met de bebouwing van de Haagse Beemden is belast pas eind vorige week ver zocht of zij alsjeblieft met de aanleg van stads verwarming rekening willen houden. Gelukkig doet het er in dit geval niet toe of er voor het Enwa- of voor het C.EB.-systeem zou worden gekozen, maar het is wel een feit dat men de bouwtekeningen moest v;ijzigen, opdat de geplande bouwketels niet op de zolder zouden worden geïnstalleerd maar er een re- gelkast bij de voordeur zou komen. Als wat mij ter ore is gekomen juist is, komt het mij voor dat de aannemerscombinatie rijkelijk laat is geïnformeerd. De heer DREEF: Kan met name over dat laatste aspect dat de heer Neeb aanroert wat meer duidelijk heid worden gegeven? Dat punt heeft namelijk in de voorafgaande discussie ook duidelijk meegespeeld. Wethouder SANDBERG: Ik zal mijn best doen,

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1978 | | pagina 1560