1588
28 NOVEMBER 1978
In deze eerste begrotingsbehandeling na de
verkiezingen, zal men zeker van een fractievoor
zitter verwachten, dat hij nog eens nakaart over
de totstandkoming van het college en de huidige
gang van zaken in deze nieuwe constellatie. Ik zal
u toch teleur moeten stellen. Het is nog geen 2h
maand geleden, dat ik vanaf deze plaats -- ik hoop
in duidelijke woorden heb laten weten hoe onze
fractie tegen de totstandkoming van het nieuwe
college aankijkt en op welke wijze wij zijn werk
bezien.
Het is nog te vroeg om te beoordelen. Bespie
gelingen naar de toekomst toe, komen vaak als wei
nig constructief over. De tijd zal de gelegenheid
geven om elkaar te leren kennen en te begrijpen.
Mijn oprechte wens en die van mijn fractie is
dat het behartigen van het wel en wee van alle
burgers van de stad Breda onze gemeenschappelijke
inzet zal zijn en blijven.
Twee punten zou ik toch nog even naar voren
willen halen: de vrouwenemancipatie en onze hulp
aan ontwikkelingsprojecten.
Op de vrouwenemancipatie wil ik ingaan, omdat
dit een zaak is die heel hoog in het vaandel ge
schreven is van de PvdA en waarvan wel eens wordt
gezegd, dat het ons minder zou interesseren en ook
onvoldoende uit de verf zou zijn gekomen bij de
hoofdpunten van beleid.
Het is toch nog wel eens goed u duidelijk te
maken, dat wij in de hoofdlijnen spreken over ge
lijkberechtiging van alle burgers; van bevordering
van ontplooiingsmogelijkheden voor alle burgers;
van het tot zijn recht komen van het particulier
initiatief; van het stimuleren van opleidingen
voor volwassenen met extra aandacht voor achterge-^
bleven groepen in dezen. Het is duidelijk dat hier
mee ook de vrouwen bedoeld worden. En tenslotte
hebben wij ons duidelijk uitgesproken over de ver
sterking van de positie van de vrouw in het ambte
lijk apparaat. Daarenboven weet u, dat in het hui
dige kabinet een aparte bewindsvrouwe is