28 NOVEMBER 1978
1595
onmogelijk is en de invloed en inspraak van de
burgers in ieder geval wordt verkleind. Dit bete
kent niet, dat wij het functioneren van het stads
gewest in de huidige situatie in discrediet wil
len brengen, omdat dit duidelijk is ontstaan uit
een gezamenlijk gevoelde behoefte van een aantal
samenwerkende gemeenten en omdat het stadsgewest
inmiddels ook wel haar bestaansrecht heeft bewe
zen. In dit licht bezien is het ons inziens dan
ook overbodig om nu nog de wet op de gemeenschap
pelijke regeling met grote urgentie te wijzigen.
Dit betekent dan ook dat wij de ontwikkelingen
van het stadsgewest kritisch zullen volgen en in
dit stadium vanuit bovengeschetste achtergrond
zeer voorzichtig zullen zijn met uitbreiding van
stadsgewestelijke bevoegdheden.
Als een van de belangrijkste prioriteiten
voor Breda geldt voor ons de volkshuisvesting.
Daarover zal ook binnen deze raad en uw college
weinig verschil van opvatting bestaan. Het program
op hoofdpunten is hierover duidelijk in zoverre
daarin wordt gesteld dat moet worden gezorgd voor
goede en betaalbare huisvesting voor iedere inwo
ner terwijl om extra aandacht voor de sociaal
zwakkeren in de samenleving wordt gevraagd.
Een duidelijk verschil van opvatting zou kun
nen liggen in de verdeling van de te bouwen wonin
gen. Wanneer men de krant leest of de opvattingen
van andere politieke partijen beluistert, lijkt
het wel eens of de woningnood uitsluitend voorkomt
bij de sociaal zwakkeren en of men het percentage
sociale woningbouw niet hoog genoeg kan opvoeren.
Wij moeten echter wel reëel blijven en ook aan
dacht besteden aan groepen die niet tot de soci
aal zwakkeren worden gerekend. Als wij weten dat
eenderde van onze ambtenaren buiten Breda woont
en dat vele burgers in de randgemeenten zijn gaan
wonen, dan moet dit ons toch wel aan het denken
zetten en dienen wij ons af te vragen of deze
groep wel voldoende aan haar trekken is gekomen.
Om een duidelijk inzicht in de problematiek van