1610 28 NOVEMBER 1978 recht op herkenbaarheid, zowel door het principe van het collegialiteitsbeginsel als door het aan tal kiezers dat op ons heeft gestemd, dat lijkt ons buiten kijf. Tijdens deze begrotingsbehande ling zal duidelijk moeten worden welke betekenis - politiek gezien - collegialiteit en collegedeel name hebben voor de in deze raad opererende par tijen. Collegialiteit in een college moet toch minstens inhouden dat men bereid is te discussiëren over zaken waarmee men het politiek niet zo eens is. Ik kom dan nu bij de rol van de overheid en het stadsbestuur. In deze beschouwing zouden wij extra aandacht willen besteden aan de rol van het stadsbestuur in het geheel van het gebeuren in Breda en tot slot van dit deel van de algemene be schouwingen zouden wij nader willen ingaan op de dreiging van een contactarme samenleving. Tot slot zal ik zoals gezegd de positie van de jongeren, de vrouwen, de minder validen en de arbeiders aan de orde stellen in relatie tot wonen, werken en wel zijn. Met betrekking tot de rol van de overheid wil ik beginnen met de constatering dat, zoals bekend, de WD en het CDA onmiddellijk gaan steigeren als er kwesties aan de orde komen, die ook maar iets te maken hebben met politieke ideologie of algeme ne maatschappelijke opvattingen. Zij schuiven dat liever weg als lastig en niet ter zake doende; er is niet mee te werken, het is te lastig. Al dat gepraat over achtergesteldenspreiding van macht, kennis, inkomen en arbeid vinden zij maar niks. Zij houden dat het liefst ver van hun bed. De heer EISSENS: Kan de heer Crul dit soort fraaie slogans waarmaken? De heer CRUL: Op het terrein van het onder wijs zou je natuurlijk kunnen wijzen op het feit dat wethouder Broeders nogal eens op maatschappij vernieuwingen ingaat en in wezen ook op de lande lijke discussie nog wel aansluit. Op alle andere

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1978 | | pagina 1610