28 NOVEMBER 1978
1615
ongemerkt verder voortschrijdt.
Wij realiseren ons uiteraard dat het een
tijdsverschijnsel betreft dat gelukkig wellicht
vaak overtrokken wordt weergegeven. Toch zijn er
aanwijzingen dat het dringend noodzakelijk is be
paalde groepen en burgers in de stad de helpende
hand te bieden. Ons inziens ligt daarin zeker ook
een taak voor de stedelijke overheid. Zoals ge
zegd, klinken de signalen van overal, maar zij
spreken het meest aan in situaties waarbij hulpbe
hoevenden zijn betrokken, bejaarden die aan huis
zijn gebonden. Door de huisvesting en door het
jachtige leven van alle dag ontbreekt bij deze
groep van burgers vaak het contact, het bezoek.
Uit de pers is duidelijk genoeg bekend dat de om
geving zich daarvan vaak niet bewust is. Zoals de
heer Eissens ook al constateerde ontstaat er daar
door vaak een zekere mate van eenzaamheid. Men
hoort vaak dat de omgang in de wijken en buurten
minder wordt terwijl het menselijk contact op het
werk door de automatisering en de verzakelijking
wordt beperkt en minder inhoud krijgt. In de vrije
tijd gaat men weliswaar massaal naar bekende
plaatsen in het land of naar bepaalde gebeurtenis
sen, maar ook bij die gelegenheden komen, zoals
bekend is, vaak weinig echte contacten tot stand.
Wij willen hierover niet al te dramatisch doen,
maar dit punt vraagt zeker de aandacht en ons in
ziens zou de overheid een bijdrage kunnen leveren
door in ieder geval te trachten de negatieve as
pecten ervan op het menselijk vlak te voorkomen.
Wij denken hierbij bijvoorbeeld aan het schep
pen van voorzieningen en voorwaarden voor vrije
tijdsbesteding en ontplooiing in wijken en buur
ten. Dergelijke groepen zouden dan weer tot omgang
met elkaar kunnen worden uitgenodigd, maar hier
voor is wel een integrale aanpak vereist. De wij
ken en buurten zouden hierdoor meer dan tot nu toe
leefgemeenschappen kunnen worden. De Partij van de
Arbeid vond dit belangrijk genoeg om in de algeme
ne beschouwingen mee te nemen.