28 NOVEMBER 1978
1635
Ik kom tot de behandeling van een aantal sec
toren van beleid. Hierbij zou ik bijzondere aan
dacht willen besteden aan die zaken, waarmee de
burger direct te maken heeft, te weten de openbare
orde en veiligheid, het welzijnsbeleid en de
volkshuisvesting
Eén van de meest fundementele rechten van de
mens betreft de bescherming van zijn eigen veilig
heid. Helaas vinden er thans ontwikkelingen in de
samenleving plaats die de bescherming van deze
rechten steeds dringender maken. Natuurlijk zal de
aandacht van het beleid primair gericht moeten
zijn op het wegnemen van de oorzaken van deze ont
wikkelingen, doch niet in het minst mag het pre
ventieve en correctieve effect van het politieap
paraat worden vergeten.
De raad heeft bij herhaling geconstateerd,
dat de organieke sterkte van het korps, zoals ze
door de minister van Binnenlandse Zaken op basis
van het aantal inwoners wordt vastgesteld, niet
voldoende is om de politietaken, die in de loop
van de jaren in aantal en omvang sterk zijn toe
genomen, optimaal te behartigen. Het stemt dan ook
tot voldoening, dat in de begroting voor 1979 een
aanzienlijke uitbreiding van het korps is voor
zien, zij het dat de vreugde enigszins wordt ge
temperd door de wetenschap, dat deze uitbreiding
niet het gevolg is van een herziening van de nor
men voor de politiesterkte, maar verband houdt met
een door het ministerie van Binnenlandse Zaken in
het kader van de zogenaamde steunpuntentheorie aan
het Bredase korps toegevoegde extra contingent dat
zo nodig bij ongeregeldheden in West-Brabant en
Zeeland zal kunnen worden ingezet. Hoewel dit ex
tra personeel primair moet worden aangewend voor
het doel waarvoor het wordt toegekend, mag worden
verwacht dat het toch ook enig soelaas zal bieden
voor Breda.
Deze uitbreiding van de korpssterkte is ech
ter niet de uitbreiding, waarom de raad door aan
vaarding van de motie-Kramer op 12 november 1976