28 NOVEMBER 1978
1683
niet eens over de premie-huurwoningenin de ja
ren 1970 t/m 1978. Als de heer Garritsen het po
litieke lef, de tijd en de energie heeft om die
gegevens van de sociografische dienst uit de nor
male handboeken te halen, zal hij zien dat ik ge
lijk heb.
Ik was gebleven bij het "gat" in de woning
markt dat wij gewoon niet kunnen ontkennen. Dit
geeft aanleiding tot een zeer wezensvreemde situ
atie in Breda die hopelijk met de ontwikkeling
van de Haagse Beemden in sneltreinvaart zal wor
den opgelost. Datzelfde probleem geldt ook voor
de industrieterreinen. Het gegeven dat wij in het
kader van de woningbouw hebben gesignaleerd mani
festeert zich op dit moment ook bij de problema
tiek van de industrieterreinen. Ik neem aan dat
collega Sandberg daar straks nog op terugkomt.
Het bouwen in Breda in totaliteit wordt naar
mijn mening in hoge mate beïnvloed door het stads
gewestelijk structuurplan en door de nota ruimte
lijke hoofdstructuur West-Brabant. Ook andersom
bepaalt de situatie van Breda die nota's in hoge
mate. In vraag mij wel af in hoeverre deze zaken
parallel gaan lopen. Ik weet niet of collega Wel-
schen daar straks nog op terugkomt, maar ik maak
mij toch enige zorgen over de inspraak bij het
hele gebeuren. Wij treffen voorbereidingen om op
de nota ruimtelijke hoofdstructuur West-Brabant
te reageren, waarbij ik erop wijs dat de officiële
stukken van de provincie nog niemand behalve de
Statenleden hebben bereikt; de inspraak lijkt mij
dus ook gezien de termijn een moeilijke aangele
genheid. Behalve het reageren in de vrije inspraak
stellen wij ons voor ook via een discussie in de
raad te reageren, waarbij wij u in februari/maart
volgend jaar een preadvies over de betreffende
nota willen aanbieden welk preadvies wij vóór de
fatale datum van 1 juli 1979 bij het provinciaal
bestuur op tafel willen leggen. Taak en functie
van Breda spelen daarbij een belangrijke rol en
ik meen dat deze taak en functiezoals omschreven