28 NOVEMBER 1978
1689
de dualiteit waarvan op dit moment ten opzichte
van minister Beelaerts van Blokland sprake is; hij
zegt dat het risico van het aandragen van één pro
ject kan zijn dat het project negatief wordt be
oordeeld en dan heeft men niets. Het is dus ver
standiger een aantal projecten tegelijkertijd aan
te dragen, maar wij komen dan wel in een conflict
situatie in die zin dat de keuze voor het departe
ment en het bepalen van prioriteiten voor ons ge
makkelijker worden, maar dat tegelijkertijd in een
aantal wijken verwachtingen worden gewekt waarvan
wij zeker weten dat een gedeelte niet kan worden
gehonoreerd. Dat is de reden waarom wij er, in
overleg met de minister en met de provinciale com
missie voor de stadsvernieuwing, naar streven om
tot budgetafspraken voor de eerstvolgende drie
jaar te komen. Als dat lukt en ik heb daar toch
wel enige hoop opzijn wij in zoverre baas in
eigen huis, dat wij de op rijksniveau beschikbare
budgetten zélf aan de hand van lokaal gestelde
prioriteiten kunnen invullen. Dat zal voor de
raad wel een hele klus zijn om te "behappen", maar
het is voor het inzicht van de Bredase bevolking
een veel duidelijker situatie.
Wij hebben het vorig jaar in deze raad een
motie aangenomen met betrekking tot de interim
saldo-regeling 1978 en u weet dat deze motie op
hoger niveau is afgewezen. Wij behoeven in dit ka
der dan ook geen enkele illusie te hebben dat de
interim-saldo-regeling in 1979 wél voor Breda zou
gaan gelden. Rekening houdend met het feit dat het
kader van de stadsvernieuwing op landelijk niveau
ook niet wettelijk is geregeld en dat er een nieu
we wet op de stadsvernieuwing gaat komen, denk ik
dat wij met vallen en opstaan, met veel inzet, met
respect voor allen die bij dit proces betrokken
zijn en elkaar bij de hand houdend nog een tijdje
door zullen moeten worstelen.
De heer Crul pleit voor de zeggenschap van
de burger met betrekking tot wonen en woonomgeving.
Ik verwijs hem gaarne naar het gehele proces van