1690 28 NOVEMBER 1978 de stadsvernieuwing, omdat de bewoner juist daar in hoge mate de vorm van zijn eigen woning en van zijn eigen woonomgeving bepaalt. Dat geldt ook voor het item in de stadsvernieuwing dat wij zo graag renovatie noemen. Ik ben dolblij met de op merking van de heer Crul dat er eens een bezinning moet plaatsvinden op de vraag, of renovatie dan wel nieuwbouw moet worden gepleegd. Eindelijk is het dan zo ver dat dit hardop wordt gezegd; ik mocht dat 6 jaar geleden in de Gerardus Majella niet doen. Bouwen in Breda betekent ook bouwen voor één- en tweepersoons huishoudens en ik meen dat daaro ver nogal wat misverstanden zouden kunnen bestaan. De situatie is in grote lijnen duidelijk. U weet dat wij door subsidieregelingen in staat zijn ge steld specifieke aandacht te schenken aan de bouw ten behoeve van één- en tweepersoons huishoudens en aan het maken van een beleidsplan aan de hand van de medewerking van de stuurgroep terzake. Ver volgens komen wij bij uw raad om, zoals ook in het programakkoord staat, een programma voor meer dere jaren op te stellen. Wat is nu het probleem? In de eerste plaats zijn wij in de stuurgroep met de inventariserende fase begonnen. Wat is er in Breda op het gebied van één- en tweepersoons huis houdens bij de gemeente en bij de woningbouwvere nigingen aanwezig? Kwantificeer de behoefte en een eenvoudige aftreksom leert ons wat wij in de ko mende jaren moeten bouwen. Wij hebben daarbij ken nelijk de fout gemaakt in te gaan op suggesties van het rijk, terwijl op dit moment het vierde vervolgonderzoek naar de genoemde behoefte aan de gang is. Men krijgt de zaken in de onderzoekssi tuatie niet "spits" en met name de categorie waar het om gaat, de categorie van de 18-25-jarigen, komt in de onderzoekssituatie niet uit de verf. Daar zijn zoals ik u zei al drie nadere onderzoe ken door het rijk naar ingesteld, maar men is er tot nu toe niet uitgekomen. Nu heeft een aantal gemeenten in Nederland in onparlementaire taal

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1978 | | pagina 1690