16 FEBRUARI 1978. 160 in feite aan de orde? Het gaat om het beantwoorden van een vraag van gedeputeerde staten aan onder meer de raad van Breda. In het voorstel heeft men kunnen lezen dat er in de bezoldigingsverordening voor burgemeesters een regel is opgenomen dat zij recht hebben op een vergoeding voor het rijden van kilometers binnen de gemeente. Er is hier dus spra ke van een verworven recht dat wij niet zo maar even kunnen wegpoetsen. Daarnaast bestaat sinds jaar en dag de mogelijkheid om in plaats van een kilometervergoeding op declaratiebasis een vast be drag toe te kennen; in dat geval wordt door gedepu teerde staten een regeling vastgesteld. Welnu, ge deputeerde staten hebben in het verleden een rege ling ontworpen, die in verband staat met de opper vlakte van de gemeente, het inwoneraantal en een basisbedrag. Bij dit agendapunt is er een soort "prijscompensatie" in het geding: een aanpassing van de bedragen die in de regeling worden genoemd, aan de gestegen kosten van het autorijden. Dat is het punt van discussie en de vraag waar de raad een antwoord op zou moeten geven. In de ter visie gelegde stukken heeft men kunnen zien om welk be drag het gaat. De uitkomst voor Breda zou neerkomen op het maximum dat in de regeling staat, namelijk 300,per maand. Ik geloof niet dat wij aan de hand van de vraag van gedeputeerde staten of wij met die aan passing akkoord kunnen gaan, over nivellering van inkomens moeten gaan praten. Ik voel er ook niets voor initiatieven bij mijn collega's, in de provin cie Noord-Brabant te gaan ontplooien om tot af schaffing van de autovergoeding voor burgemeesters te komen. De heer VISSER: Ik wijs erop dat de vergoe ding wordt toegekend indien de burgemeester ten be hoeve van de dienst gebruik maakt van een eigen personenauto. Als de burgemeester gebruik maakt van een dienstwagen, valt hij helemaal buiten de regeling. Het gaat hier om de kleinere gemeenten,

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1978 | | pagina 160