1710 28 NOVEMBER 1978 van degenen, die tot op heden de leefomgeving verzorgden, maar anderzijds zal ook de kunstenaar begrip voor zijn deelfunctie moeten opbrengen. Juist dit aandachtsveld is een zaak die de com missie voor beeldende kunsten bezighoudt. In de komende periode is er daarnaast gelukkig weer be scheiden financiële ruimte via het fonds artistie ke werken om kunstenaars opdrachten te geven voor beeldende elementen in de wijken, waarbij de wijk zelf zal worden ingeschakeld. Een aantal facetten van het cultuurbeleid vraagt in de komende periode specifieke aandacht. Eén daarvan wil ik met name thans naar voren bren gen, namelijk de kwestie van de culturele accom modaties. Eén van de grote zorgen is de accommo- datienood van de stedelijke culturele instellingen. Het ligt in het voornemen om medio 1979 een accom modatienota uit te brengen, waarin de zorgen wor den geëtaleerd en mogelijke oplossingen worden aangedragen. Het is duidelijk dat juist het finan ciële aspect de noot is, die gekraakt zal moeten worden. Zoals u reeds uit de meerjarenbegroting is gebleken zal de Stadsschouwburg daarin naar onze mening prioriteit moeten krijgen. Om u een beeld te geven van de problemen die zich daarbij afspelen, mag ik u zeggen dat er, wanneer wij de Schouwburg inderdaad op een adequate wijze zouden aanpakken, veel meer geld zal moeten worden uit getrokken dan wij voorzien hadden. De Schouwburg dient aangepakt te worden en wel minimaal in de orde van grootte van zo'n 7 miljoen; daar duiden althans de ambtelijke en andere rapporten op. Het college zal zich hieromtrent zeer binnenkort moe ten beraden. Wanneer wij sluiting op termijn wil len voorkomen, zal dat tevens betekenen althans binnen de financiële mogelijkheden die thans be schikbaar zijndat de in het uitzicht gestelde ontwikkelingen met betrekking tot bijvoorbeeld het Museum, het filiaal Ypelaar voor de Biblio theek, de herhuisvesting voor de Beeldenaar alsme de de broodnodige expansie van de Beyerd,

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1978 | | pagina 1710