1712 28 NOVEMBER 1978 vrije tijd een boekje over recreatie gelezen. In dat boekje, waarin een heleboel wetenschappers hebben zitten prakkizeren over hetgeen de ontwik kelingen in de komende 20 jaar zullen laten zien, las ik dat alle heren die het gezien hun titels toch wel weten moeten daar moet je overigens ook een vraagteken bij zettenervan overtuigd zijn dat arbeid in het jaar 2000 in ieder geval nog steeds een centrale betekenis heeft in de maatschappij en ook voor ieder van ons, individu eel. Wel zal die arbeid dan kwalitatief sterk zijn verbeterd, hetgeen eveneens geldt voor de recreatie; beide gaan in de richting van veel meer zelfontplooiing en een veel duidelijker, zinvoller inspelen op hetgeen de maatschappij vraagt. Men veronderstelt dat er rond die tijd niet langer een soort "vagevuur-arbeid" is waar men doorheen moet om vervolgens lekker te kunnen luieren in zijn vrije tijd. Men heeft vrij aardig beargumen teerd laten zien dat arbeid en recreatie veel nor maler in elkaar zullen overgaan. Beide zullen een beroep doen op de creatieve vermogens van de men sen; zowel in arbeidstijd als in de vrije tijd zal men de kans krijgen het beste in zichzelf te ontplooien. Eén van de onderdelen ten aanzien waarvan dat heel duidelijk zal gebeuren is in spraak en democratisering: inspraak zowel als vrije tijdsverschijnsel als in de werkomgeving. Toen ik dat gelezen had dacht ik dat ik wel goed zat, want via de sector personeel zou iets kunnen worden gedaan om die ontwikkeling waar te maken en via de sector recreatie ook. Als wij dan de inspraak nog moeten coördineren, is dat een aar dig toekomstbeeld. Het vervelende is alleen dat het niet automatisch ontstaat en dat wij er wer kelijk wel wat aan moeten doen voordat wij bij dat naar mijn mening bijzonder aantrekkelijke toekomstbeeld zijn aangeland. Als ik om mij heen kijk, kan ik constateren dat een aantal mensen in onze samenleving al aar dig ver is met het realiseren van dat

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1978 | | pagina 1712