1724 28 NOVEMBER 1978 de rijIk verg dus toch maar wat van uw en mijn eigen uithoudingsvermogen en begin met mijn be antwoording over het welzijnsbeleid in Breda, waarover van de zijde van verschillende fracties indringend is gesproken. Om het niet al te laat te maken zal ik proberen wat punten over te slaan mocht de beantwoording daardoor wat rommelig wor den, dan moet u mij dat maar niet kwalijk nemen. De heer TEN WOLDE: U hoeft geen medelijden met ons te hebben! Wethouder PAULUSSEN: Ik heb ook een beetje medelijden met mijzelf! Ik heb bovendien te maken met dezelfde moei lijkheid als de heer Welschen reeds naar voren heeft gebracht: ik zit amper drie maanden op deze wethoudersstoelmaar ik probeer ervan te maken wat ervan te maken is. Ik zal natuurlijk een be leid moeten verdedigen waarin ik geen specifiek aandeel heb gehad. De heer GARRITSEN: U staat er toch wel ach ter? Wethouder PAULUSSEN: Ik meen dat ik wel sta achter hetgeen ik nu ga zeggen, maar dat zullen wij in de loop van de discussie nog wel even be zien. Door de verschillende fracties is ruime aan dacht besteed aan de welzijnssituatie in Breda. De PvdA-fractie heeft gesproken over de dreiging van een contact-arme samenleving, de CDA-fractie memoreert de eenzaamheid, vervreemding en ont wrichting in de gegroeide instituties en door de fracties wordt tevens de wens uitgesproken dat middels een gericht welzijnsbeleid op de juiste wijze op deze ontwikkelingen wordt ingespeeld. Zij constateren met name binnen de sector maat schappelijke dienstverlening het gevaar van een doolhof voor de burger. De WD-fractie bij monde van de heer Ten Wolde spreekt in dit verband zelf van een onoverzichtelijk, chaotisch geheel. De

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1978 | | pagina 1724