1726
28 NOVEMBER 1978
daarover heb ik ook met de heer Sandberg en mijn
andere collega's die op dit terrein werkzaam zijn
afspraken gemaakt.
Wat betreft de rijksbijdrageregeling voor
sociaal-culturele activiteiten, u weet dat door
het college in de vorige raadsperiode een voorbe
reidingscommissie is ingesteld waarin ambtenaren
en vertegenwoordigers van het particulier initia
tief zitting hebben. Deze club heeft de opdracht
om eind 1978 aan burgemeester en wethouders te
adviseren over de taak, de samenstelling en de
werkwijze van een adviesorgaan alsmede over een
op te stellen plan en programma in het kader van
genoemde rijksbijdrageregeling. Ik heb gehoord dat
deze commissie ons zal verzoeken haar definitief
advies twee maanden later te mogen uitbrengen om
de noodzakelijke besprekingen met de achterban
oftewel het veld te kunnen voeren. Het college
hecht grote waarde aan goed onderbouwde voorstel
len en ik zal het college dan ook adviseren om,
als dit verzoek ons bereikt, het advies inderdaad
nog twee maanden af te wachten. Dit is in vogel
vlucht de informatie over de stand van zaken in
Breda ten aanzien van de rijksbijdrageregelingen.
De vier commissies in de welzijnssector hebben op
7 december a.s. een aparte vergadering belegd en
in die vergadering zal heel uitvoerig worden
stilgestaan bij de verschillende facetten van de
problematiek van decentralisatie van het welzijns-^
beleid. Ook in dat verband zal ik gaarne afspra
ken met u maken over de subsidienota waar ver
schillende collega's al even iets over hebben ge
zegd. Wij zijn als plaatselijke overheid namelijk
verplicht om in het kader van de rijksbijdragere
geling eind volgend jaar een subsidienota op ta
fel te leggen en over de daarop betrekking heb
bende termijn zullen wij afspraken moeten maken.
De verschillende fracties hebben gezegd dat
de huidige problemen in de Bredase samenleving
duidelijk en herkenbaar in het welzijnsbeleid
moeten worden verwerkt. De gemeentelijke overheid