30 NOVEMBER 1978 1748 (middag) werkgelegenheidssituatie bezighouden Wij hebben het even gehad over de vestiging van de dienst investeringsrekening, de DIR. Het is bekend dat het POC het nodige heeft gedaan om te bewerkstelligen dat deze dienst wellicht in Breda zal worden gevestigd, maar het is mij uit de beantwoording van de heer Sandberg niet duide lijk geworden of Breda nu ook zélf actie heeft ondernomen. Het gaat mij er met name om dat Breda zichzelf heel duidelijk kandidaat stelt, los van de activiteiten die door het BOC te dien aanzien zijn ondernomen. Ik heb begrepen dat de heer Welschen en ik enig verschil van opvatting over inspraak hebben. Hij brengt een dimensie in de inspraak die door ons hooguit als een plezierig bijkomend punt kan worden gezien, namelijk het vormen en stimuleren van burgers. Ons doel met inspraak is dat wij de burgers bij het bestuur betrekken en als wij ze daardoor dan tevens vormen en stimuleren, dan is dat meegenomen. Ik denk ook dat de burgers een dergelijke opvatting, als men teveel op die toer gaat, niet in dank zullen afnemen. Bij inspraak moeten wij twee dingen in het oog houden. In de eerste plaats willen de burgers terecht mee- en inspreken; er gaan zelfs stemmen op om ze mee te laten beslissen. In de tweede plaats wil men bij zonder graag snel een oplossing voor probleemsi tuaties vinden. Gaat men aan deze twee uitgangs punten tornen, dan denk ik dat men de opvatting van de burgers verkeerd inschat. Ik vind het erg jammer dat de heer Welschen geen hoge prioriteit aan een inspraaknota toekent. Wij hebben er hier uitvoerig over gesproken en het gaat hier om stukken die zelfs voor raadsleden al moeilijk te vertalen zijn, laat staan dat de burgers er een duidelijk inzicht in kunnen krij gen. Wij hebben gevraagd of men nu niet eens met een stuk duidelijkheid kan komen, zodat de burger weet hoe hij met betrekking tot inspraak kan rea geren, wat de wegen zijn e.d. In antwoord daarop

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1978 | | pagina 1748