1749 30 NOVEMBER 1978
(middag)
zegt de heer Welschen dat dit in feite al gebeurt
als men de wijken in gaat, want dan wordt er al
een stukje voorlichting gegeven. Ik geloof echter
toch dat het juist vormend en stimulerend kan
werken wanneer de burgers een stuk duidelijkheid
met betrekking tot de inspraak wordt gegeven, dan
kan zowel het één als het ander worden gereali
seerd. Gaarne zou ik de opvatting van de wethou
der hierover vernemen.
Het verheugt mij dat de heer Welschen het
personeels-jaarverslag, dat ik met hem als een
verbetering zie, als een overgangsfase beschouwt.
In het algemeen heb ik waardering voor de voort
varendheid waarmee hij een aantal zaken in dit
opzicht aan het ontwikkelen is.
Wethouder Paulussen heeft wat problemen met
de cijfers die door mij naar voren zijn gebracht.
Het was niet aardig van haar maar zo zal zij het
wel niet hebben bedoeldons te betichten van
verdoezeling van bepaalde cijfers, want naar mijn
mening is het tegendeel het geval. Wij hebben een
aantal cijfers op tafel gelegd waarop wij meenden
de nadruk te moeten leggen en het verschil tussen
haar berekening en de onze is, dat zij a.s. echt
paren van 2 5 jaar en ouder rekent tot de groep
zeer urgent. In individuele gevallen en bij be
paalde paartjes kan de situatie inderdaad wel eens
zeer urgent zijn, maar wij zijn toch van mening
dat de hoogste prioriteit ligt bij degenen, die
thans een ontoereikende of erbarmelijke huisves
ting hebben. Als ik de cijferopstelling tegen de
ze achtergrond nog eens bekijk vind ik dat wij
als wij praten over 1200 urgente tot zeer urgente
gevallen, toch wel bijna op één lijn zitten. Nu
vind ik het in feite ook helemaal niet zo ver
schrikkelijk belangrijk of het er 1200 of 1400
zijn; het gaat erom dat wij met de wethouder van
mening zijn dat wij niet langer meer moeten pra
ten, maar dat wij alles in het werk moeten stel
len en iedereen moeten mobiliseren om op korte
termijn ongelooflijk veel en hard te gaan bouwen.