30 NOVEMBER 1978 1774 (middag) burgers krijgen zo snel mogelijk bericht en zij krijgen ook bijna altijd bericht van ontvangst. Wat de verhouding tot de burgers betreft hebben wij eigenlijk allemaal een taak, niet alleen het college van burgemeester en wethouders maar ook alle ambtenaren. In relatie tot de burgers dient op een goede, rustige wijze te worden gehandeld en niet op een afstandelijke wijze. Ik denk dat een ieder dit volstrekt met mij eens zal zijn. Mijn laatste opmerking betreft de ingediende motie. Ik heb begrepen dat bij de heer Eissens en bij anderen de behoefte bestaat die motie vandaag nog te behandelen, na de afronding van de algemene beschouwingen. Ik geloof dat dit, wanneer het zo nadrukkelijk wordt verlangd, mogelijk moet zijn, want het is geen wet van Meden en Perzen dat alle moties aan het eind zouden moeten worden behandeld. Ik maak daar persoonlijk zeker geen halszaak van. Tot slot nog een korte opmerking in de rich ting van de heer Cruldie over de rol van de overheid en haar uitdijende taak heeft gesproken. Hij zegt dat aan de burgers enige beperkingen moe ten worden opgelegd. Ik wijs er nogmaals op dat de overheid er voor de burgers is; wij weten dat al lemaal al te goed. Duidelijkheid is in dezen na tuurlijk een groot goed en daar moeten wij dan ook ernstig naar streven. Als er iets aan mankeert mo- jen wij dat elkaar zonder omwegen zeggen. De heer Crul zegt in dit verband dat de motie duidelijk toekomstgericht is en dat zij voor de situatie over enige tijd is bedoeld, maar in de wetenschap dat regeren en besturen vooruitzien is lijkt het mij toch verstandig met de inbreng van deze motie enig geduld te hebben. Dat past ook in de inter pretatie die de heer Crul zélf bezigt, dat al het geen hij in deze motie heeft neergelegd duidelijk bedoeld is voor de wat verdere toekomst. De heer Broeders heeft gisteren over de procedure van de meerjarenbegroting gesproken en er komt dus nog gelegenheid genoeg!

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1978 | | pagina 1774