30 NOVEMBER 1978 1/yu
(middag)
voorstel aan het college om een dergelijk overleg
orgaan conform ons programakkoord inderdaad te
gaan institutionaliseren.
Met betrekking tot het laatste onderwerp, de
dienst investeringsrekening, kan ik kort en dui
delijk zijn. Ons college heeft zelf een brief ge
schreven en hoewel ik niet exact de data in mijn
hoofd heb die boven onze brief en die van het BOC
staan, meen ik dat onze brief zelfs eerder bij de
ministers van Financiën en Economische Zaken op
tafel lag. Wij hebben de minister gewezen op --ik
heb u daar afgelopen dinsdagavond iets van ver
teldde nare situatie van de Postbank; wij had
den de minister overigens al eens eerder gevraagd
of Breda hiervoor geen goede vestigingsplaats zou
zijn. Wij hebben hem gewezen op onze nota "Nopens
kantoorterreinen''wij hebben hem medegedeeld dat
wij terzake van kantoren een expliciet beleid
voeren en wij hebben hem, met de argumentatie die
ik u dinsdagavond heb genoemd, de kandidatuur van
Breda nadrukkelijk onder ogen gebracht. Of het
daarbij zal moeten blijven is nog de vraag; vooral
waar nu ook het BOC aan de minister heeft geschre
ven denk ik dat er wel degelijk een mogelijkheid
bestaat om er samen iets aan te doen.
Wethouder WELSCHEN: Als ik het goed begrepen
heb zijn in tweede termijn alleen door de heer
Eissens nog enkele opmerkingen in mijn richting
gemaakt. De heer Eissens geeft aan dat het hoofd
doel, dat het CDA voor de inspraak ziet, het bij
het bestuur betrekken van de burgers is en daar
over verschillen wij natuurlijk niet van mening.
Het gaat eerder om de vraag, wat er moet gebeuren
om dat zo serieus mogelijk te doen. Ik heb dins
dagavond --of woensdagochtendgezegd persoonlijk
van mening te zijn dat de vorming en bewustwording
van de groepen mensen, die moeten gaan inspreken,
daarbij essentieel zijn. Ik heb er bij gezegd dat
ik vind dat de groepen, die aan deze bewustwording
werken, om die reden heel positief moeten worden