1793 30 NOVEMBER 1978 (middag) relativeerde of wellicht zelfs verdoezelde. Zo was het in eerste instantie ook bij mij overgekomen. In tweede instantie, nu de heer Eissens daarop reageert, heb ik de indruk dat wij elkaar wat be ter kunnen vinden. Hij vindt de woningnood op het moment namelijk ook erg groot en schrijnend, al thans dat heb ik uit zijn woorden opgemaakt. Ik heb aan de hand van de analyse van de cijfers van een bepaalde maand dat was oktober 1978-- naar voren gebracht waar mijns inziens de grootste nood ligt en ik dacht uit de algemene beschouwing in eerste instantie van de heer Eissens te mogen opmaken dat hij de nood voor de door mij genoemde categorieën burgers niet zo hoog inschatte, maar hij is daar in tweede instantie nadrukkelijk op teruggekomen De heer Eissens moet mij niet in de schoenen proberen te schuiven dat ik gezegd zou hebben dat de 25-, 26- en 27-jarigen, die op dit moment als urgent zijn ingeschreven, zeer urgent zouden moe ten zijn. Ik heb gezegd dat de urgentie op dit mo ment mede wordt bepaald door de oplossingsmogelijk heden of -onmogelijkheden en dat vinden wij een onjuiste situatie. Wij proberen daarin verandering te brengen en een vraagpunt daarbij is of de ge noemde leeftijdscategorie, die op dit moment als urgent wordt ingeschreven, niet eigenlijk zeer ur gent zou moeten zijn. Ik heb dit als voorbeeld ge noemd. Ik heb ook uitdrukkelijk gezegd dat ik op zoek ben naar een verbetering van de urgentiebepa ling, die heel voorzichtig en nauwkeurig zou moe ten worden aangebracht. Ik moet nu toch weer een "vakterm" gebruiken, zoals de heer Van Herpen van De Stem zegt. Wij zoeken namelijk in de richting van de indicatiecommissie voor de bejaardenhuis vesting. Dat is een commissie die samen met ver schillende deskundigen rond de tafel gaan zitten om een urgentie te bepalen, los van de oplossings mogelijkheden. Dat is wettelijk geregeld; de be trokkenen krijgen advies en kunnen tegen de

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1978 | | pagina 1793