30 NOVEMBER 1978 1796
(middag)
laten bestaan. Ik wacht met spanning de verdere
toekomstige discussies te dien aanzien in deze
raad af.
De heer EISSENS: Het ging er mij alleen maar
om dat men niet de indruk moet hebben dat het CDA
daar niet over denktIk heb aan het begin van
mijn algemene beschouwing gezegd dat mijn fractie
zich wil conformeren aan de vastgelegde politieke
hoofdlijnen en ik moet toegeven dat er op het
ogenblik op het gebied van de emancipatie nogal
wat gebeurt. Het probleem zit 'm op een gegeven
moment in de invulling, de prioriteitsstelling en
de toongeving van de problemen die op tafel wor
den gelegd. Met andere woorden: wij zijn het er
mee eens dat er iets gedaan moet worden, maar de
vragen hoe dat dan moet gebeuren en waarop de na
druk moet worden gelegd dienen naar onze mening
nog eens te worden bekeken.
Wethouder PAULUSSEN: Daar zullen wij zeker
over moeten praten en ik hoop dat ook de twee
vrouwen in de CDA-fractie zich daar sterk voor
zullen maken. Ik reken daar zelfs op!
De heer EISSENS: Die zijn al geëmancipeerd!
Wethouder PAULUSSEN: De heer Ten Wolde heeft
mij verzocht nog wat informatie over het opbouw
werk te geven. De brief, die het college enkele
weken geleden aan het Chassé-comité heeft gestuurd,
zal voor de raad ter visie worden gelegd. In die
brief hebben wij nadrukkelijk als onze mening te
kennen gegeven dat het opbouwwerk een kritische
functie heeft en moet hebben, dat men de functie
van dit werk kan vergelijken met een "horzelfunc
tie" in de richting van het gevoerde beleid. Ik
houd deze opvatting staande; ik vind het zinvol
en verstandig belangen af te wegen en op dat punt
verschillen wij dan een beetje van mening, maar
wanneer de brief voor de raad ter inzage wordt ge
legd kan hierop nog nader worden ingegaan.
Mij is om een uitspraak over het profijtbe-