1797 30 NOVEMBER 1978 (middag) ginsel gevraagd. Ik heb in mijn antwoord in eer ste instantie gezegd dat wij erg verheugd waren te mogen constateren dat bijna alle fracties op basis van het programakkoord aandacht vroegen voor en prioriteit gaven aan de sociaal zwakkeren of kansarmen, welke laatste term door de stuurgroep SKEP naar voren is gebracht. Ik heb ook gezegd dat één van de toetsingscriteria van de landelijke overheid voor het nieuwe plan, dat wij voor het sociaal-cultureel werk moeten gaan ontwikkelen, het verlenen van voorrang aan achtergestelden is. In dat licht heb ik gezegd dat wij het profijtbe ginsel afwijzen. Dit is niet uitdrukkelijk in het college aan de orde geweest, maar het lijkt mij een heel logische consequentie van het vooraf gaande. Ik wijs er dus nogmaals uitdrukkelijk op dat het hier mijn mening betreft, want ik heb na drie maanden altijd nog een beetje moeite met de interpretatie van "wij" en "ik". Ik denk dat wij het met elkaar wel zullen leren. Niet alle uit spraken van andere collega's zijn gelijk aan een collegebeslissing en op dat punt kan ik dus ook niet voor alle uitspraken van mijn collega's in staan, maar dit zeg ik zomaar even terzijde. Ik zie dat ik toch weer te lang heb gesproken en zou het daarom hier bij willen laten. De VOORZITTER: Vooral uw laatste uitspraak was erg de moeite waard! De algemene beschouwingen zijn hiermede afgesloten. Ik schors de vergade ring SCHORSING. De VOORZITTER: Ik heropen de vergadering. Conform de wensen die vanuit de raad naar voren zijn gebracht stel ik nu allereerst de motie, die door de heer Crul en een vijftal andere leden van de raad is ingediend, aan de orde. De heer CRUL: Misschien is het toch goed dat er over en weer nog even iets over de motie wordt gezegd. De opmerkingen van de heer Eissens zijn

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1978 | | pagina 1797