16 FEBRUARI 1978.
170
Uit de opmerkingen over het "doorgeefluik"
heb ik de indruk gekregen dat de gemeente, als het
rijk eenmaal geld beschikbaar heeft gesteld, bereid
moet zijn alles wat er wordt gevraagd uit te voe
ren. Wij menen dat dat geen goede opstelling is,
omdat daarbij de autonomie in gevaar komt. Uitein
delijk is de gemeenteraad, hoewel hij geen gewel
dige bedragen uitgeeft, voor een belangrijk deel
verantwoordelijk voor wat er gebeurt, te meer daar
er jaarlijks wellicht nog een aanzienlijk bedrag
moet worden betaald om de schuilkeldervoorziening
in goede staat te houden.
De heer VAN DUIJL: Ik hoorde zojuist de heer
Crul de opmerking maken dat er hier een fors be
drag aan gemeenschapsgeld in het geding is. Deze
op zichzelf geheel terechte opmerking vind ik op
merkelijk, omdat het nu juist om doelmatig gebruik
van gemeenschapsgeld gaat: de overheid maakt ge
bruik van ondergrondse gelegenheden die door parti
culieren zijn gebouwd en waarin bepaalde voorzie
ningen worden aangebracht. In het debat over het
ordevoorstel heb ik de vraag gesteld of er ten aan
zien van deze ondergrondse voorzieningen een be
paald beleid bestaat; ook de heer Crul heeft daar
naar geïnformeerd. Ik veronderstel dat Breda nog
lang niet het quotum heeft bereikt dat aanwezig
moet zijn om zo nodig enige veiligheid voor de be
volking te kunnen garanderen; anderzijds kan ik
mij voorstellen dat er een bepaalde grens is waar
bij we voldoende van deze voorzieningen hebben.
De heer VAN ASSELDONK: Nadat de heer Van
Duijl terecht heeft geconstateerd dat het vorige
kabinet ook goede dingen heeft gedaan, kan ik mij
ook overigens geheel bij zijn betoog aansluiten.
De VOORZITTER: Ten aanzien van de algemene
aspecten hoef ik naar ik meen niet in herhalingen
te treden; de toezeggingen blijven bestaan.
De heer Crul is nog ingegaan op de onder-