30 NOVEMBER 1978 1809 (avond) de formuleringen niet scherp en hard interpretabel waren. Dat is naar mijn mening de kern van de zaak. De heer Crul constateert nu dat er op bepaalde punten sprake van een voortzetting van het beleid is maar ik meen dat vanaf de eerste dag van de on derhandelingen duidelijk voorop stond dat onze toets een voortzetting van het tot dan toe gevoer de beleid zou zijn en dat niet op korte termijn aan de noodrem van de rijdende trein zou moeten worden getrokken. Tegen die achtergrond is het college-akkoord tot stand gekomen en willen wij ons ook nu opstellen. Wat er nu op tafel ligt, bevat een element van het trekken aan een rem, terwijl de gegeven signaleringen, zoals ik in mijn repliek al heb gezegd naar onze mening veel te vroeg komen. Op die basis hebben wij de heer Crul gevraagd zijn motie in te trekken, want intrekking zou voor ons vanzelfsprekend zijn geweest. Er ligt bij ons geen oordeel over voortzetting van het beleid en we kunnen over het de afgelopen drie maanden ge voerde beleid nog geen definitief oordeel geven. Ik kan thans dan ook geen verantwoording aan de heer Crul afleggen over hetgeen wij willen. Wij streven naar herkenbaarheid van de V.V.D. en wij menen die te kunnen vinden in voortzetting van het beleid. De heer CRUL: Er is toch wel wat meer duide lijkheid gekomen, aangezien de heer Eissens over een nieuwe situatie spreekt, terwijl de interpre tatie die de heer Ten Wolde aan het programakkoord geeft, inhoudt dat hij ook de V.V.D. wil kunnen herkennen. Naar onze mening zijn dit enigszins an dere woorden dan de heren Eissens en Ten Wolde tot nu toe hebben gesproken. De P.v.d.A. heeft de opmerkingen van de heer Eissens aan het begin van de middag zeer serieus genomen. Het lijkt mij goed dat het C.D.A. ons standpunt te dien aanzien in de beschouwingen be trekt, omdat het van betekenis is voor de opvattin gen in eigen kring en de standpunten ten opzichte

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1978 | | pagina 1809