1832 30 NOVEMBER 1978
(avond)
De heer OOMEN: Ik wil graag in de commissie
praten over de manier waarop de sociografische
dienst werkt. Als u echter een opsomming geeft van
de dingen waar de dienst mee bezig is, zou ik graag
willen dat u er aanvullend bij vermeldt waarom men
met bepaalde dingen, en niet met andere, bezig is.
Mij interesseert de vraag waarom vanuit de dienst
en vanuit uw eigen functie gezien een bepaalde
prioriteitenkeuze is gedaan. Als wij dan voor een
andere keuze geporteerd blijken te zijn, kan daar
over worden gepraat.
De VOORZITTER: Laten we afspreken dat u daar
voor op dat ogenblik de gelegenheid hebt en dat ik
eerst maar eens begin met een overzicht van de
werkzaamheden van de sociografische dienst te ge
ven. Dat zou een goede aanleiding kunnen zijn om
een nadere discussie te voeren en het beleid wat
nauwkeuriger te volgen.
Op de taptoe kom ik straks nog terug. De zeven
de opmerking van de heer Oomen is mij helaas ont
gaan.
De heer OOMEN: Ik heb min of meer ten overvloe
de geïnformeerd naar de uitwerking van het program
akkoord, voor zover die op uw terrein ligt. Omdat
dat punt bij de moties aansluit, kunt u het, denk
ik verder wel vergeten.
De VOORZITTER: Ik geloof dat we daarover er
nu wel het zwijgen toe kunnen doen; daar is nogal
het een en ander van gezegd! Het programakkoord zal
zeker worden uitgewerkt en u hebt de afgelopen dag
gemerkt dat dat de nodige inspanningen van het col
lege zal vergen.
Mevrouw Saelman heeft te kennen gegeven enige
bedenkingen tegen de mogelijke uitbreiding van de
politie te hebben. Eergisteren heb ik getracht een
beeld van de situatie te schetsen, waarbij ik heb
gesproken over een sterkte van 288 en een eventue
le uitbreiding met 25 medewerkers. Ik herhaal dat