30 NOVEMBER 1978 1837 (avond) alsmede zeer nauwkeurig rekening houdend met de be langen van de mensen zelf. Op het gebied van het inzetten van de politie en de werktijden is de tijd van nu volstrekt onvergelijkbaar met die van vroe ger. Ik heb het vertrouwen daar heb ik ook de verantwoordelijkheid voor -- dat de gang van zaken goed is, zowel ten opzichte van de handhaving van de openbare orde, als ten opzichte van de betrokke nen Ingaand op de motie van de heer Garritsen, kom ik tevens terug op de opmerkingen die de heer Oomen over de taptoe heeft gemaakt. Mijns inziens is het de realiteit dat de taptoe de afgelopen jaren heeft plaatsgevonden; daarvan moeten we dan ook uitgaan. We hoeven daar niet lang over te spreken. In de pe riode dat de subsidie voor de taptoe hier in behan deling was heb ik er in de raad twee keer ongeveer dezelfde opmerkingen over gemaakt. Ik kan begrijpen dat men erop terugkomt en ik moet aannemen dat men de gemaakte opmerkingen staande zal houdenTen aanzien van de besluiten die door de raad voor de taptoe 1978 zijn genomen, alsmede ten aanzien van de te verwachten besluiten voor 1979 in de begro ting, kan wellicht ten overvloede worden geconsta teerd dat het aanvaarden van de desbetreffende be grotingspost het verschijnsel taptoe ook in 1979 weer mogelijk zou moeten maken. Het stadsbestuur is totnogtoe van oordeel en de raad heeft zich in dat opzicht bij meerderheidsbeslissingen nog niet anders uitgesproken dat de taptoewerkzaam heden kunnen worden gecontinueerd. De uitkomsten voor 1978 kan ik nog niet geven. Zij zullen onge twijfeld te zijner tijd bekend worden en dan zal er ook een oordeel over kunnen worden uitgesproken. De heer GARRITSENIs er over het standpunt van het college ten aanzien van de taptoegelden in het college al een beslissing gevallen? De VOORZITTER: In de begroting voor 1979 wordt subsidiëring ten bedrage van 52.750,--

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1978 | | pagina 1837