16 FEBRUARI 1978.
176
de passieve recreatie voor Breda en het gebied
daarbuiten zou het gerechtvaardigd zijn de subsidie
uit te breiden en te handhaven. Ik blijf erbij dat
het college al het mogelijke moet doen om deelname
vanuit regio en provincie te bewerkstelligen.
De fracties van P.v.d.A. en P.P.R. stellen
de raad voor in de besluitvorming op te nemen dat
N.A.C. een beleidsplan opstelt, waarvan deel wordt
uitgemaakt door een sociale paragraaf zoals die is
neergelegd in een F.N.V.-nota. Een daartoe strek
kend amendement dien ik bij dezen in.
Vanwege het ministerie van C.R.M. is één de
zer dagen aangekondigd dat in principe de bereid
heid tot subsidiëring bestaat, indien het aantal
clubs in het betaald voetbal sterk wordt vermin
derd. In dit verband stel ik het college de volgen
de vraag: wanneer N.A.C. in de toekomst door de
rijksoverheid zou worden gesubsidieerd, gaat de
gemeentelijke subsidie dan in evenredigheid om
laag? Graag krijg ik hierop een duidelijk antwoord.
Ik kom toe aan een overzicht van de argumen
ten van de leden van onze fracties die tegen het
collegevoorstel zijn. Deze leden vinden het onaan
vaardbaar dat bij de verhoging van de subsidie, die
over een aantal jaren toch vrij fors is, enige
punten uit het gemeenteraadsprogramma van P.v.d.A.
en P.P.R. 1974/1978 niet verwezenlijkt kunnen wor
den. Men denkt in het bijzonder aan de deelname
vanuit de regio. Uit een onderzoek, in 1971 door
de sociografische dienst ingesteld, blijkt dat
40 van de bezoekers uit Breda komt. en 60 van
de bezoekers van buiten Breda. Men acht het onaan
vaardbaar dat een groot aantal mensen van buiten
Breda zonder meer naar N.A.C. kan gaan en men vindt
dat het tot de verantwoordelijkheid van de omlig
gende gemeenten behoort aan de subsidiëring te gaan
deelnemen
Een tweede overweging is dat er geen waarde
wordt gehecht aan de actieve sportbeoefening, ook
al omdat er agressie wordt opgeroepen. Voorts
wordt overwogen dat het gehele betaalde voetbal een