1 DECEMBER 1978 1906 (middag) dat mijn fractie daarover iets in het midden wil brengen. De wethouder van openbare werken heeft er naar aanleiding van de algemene beschouwingen al op gewezen dat over het projectteam Hoge Vucht met terughoudendheid moet worden gesproken. Wij zijn het daar wel mee eens, maar we willen erop wijzen dat degenen die nu aan het werk zijn de burgers van de Hoge Vucht en het projectteam zelf waar schijnlijk een signaal vanuit de raad zouden kun nen verwachten. Men zal vermoedelijk willen weten hoe de raad tegenover deze nieuwe vorm van inspraak staat en welke financiële mogelijkheden zich voor doen. Het is niet zo dat wij van onze kant al de uitspraak zouden willen doen dat er thans financi ële ruimte dient te worden geboden. Een dergelijke uitspraak zou misschien ook te veel neerkomen op beïnvloeden van het proces dat aan de gang is. Toch zou de raad kunnen aangeven dat het beschikbaar stellen van financiën voor de inrichting van de Ho ge Vucht één van de hoogste prioriteiten heeft. Wij willen een motie indienen, opdat de raad daarover een uitspraak kan doen. Door de motie te aanvaar den kan de raad duidelijk maken welke prioriteit de activiteiten in de Hoge Vucht hebben en in wel ke richting men denkt wat de financiële invulling betreft. Aan de andere kant staat in de motie dat deze nieuwe vorm van inspraak navolging verdient en goed moet worden bestudeerd. De heer Crul dient vervolgens een motie in met de volgende tekst: "De raad van Breda, in begrotingsvergadering bijeen op 28, 30 november en 1 december 1978, gezien a. het beleidsplan Hoge Vucht, dat tot stand is gekomen via een projectmatige aanpak met intensieve medewerking van bewoners;

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1978 | | pagina 1906