1913 1 DECEMBER 1978 (middag) Wethouder VAN DUN: U moet mij -- ik weet niet of u het expres doetl goed begrijpen. Wat ik heb gezegd geldt voor de situatie die ontstaat als het lukt budgetafspraken te maken. Ook in de com missie heb ik gezegd dat de gemeenteraad van Breda als de minister in financiële zin duidelijk uit spraken doet, binnen dat kader zelf zijn beslis singen kan nemen. Uiteraard zal ook de gemeente zelf nog voor geld moeten zorgen, maar de minister heeft mij verteld dat de raad binnen het bovenom schreven kader zelf over de besteding van de gel den beslist. De heer HENDRIKSEN: Aan de andere kant is het blijkens uw woorden niet onmogelijk dat de minis ter op een gegeven ogenblik aangeeft waar de prio riteiten zouden moeten liggen, op grond van een af weging van het maatschappelijk nut. Wethouder VAN DUN: Als wij zonder dat er bud getafspraken zijn gemaakt de minister een binnen stadsvernieuwingsproject ter subsidiëring aanbie den, heeft deze een veel kritischer vinger in de pap dan wanneer hij voor een bepaald jaar 7 mil joen ter beschikking stelt opdat wij dat bedrag volgens een eigen prioriteitenstelling besteden. Er is een duidelijk verschil in benadering. Een ander punt dat tot verwarring kan leiden: voor het geval dat we om welke reden dan ook geen budgetafspraken kunnen maken, pleit de minister voor het aandragen van verscheidene objecten tege lijkertijd. Mijn bezwaar en naar ik meen ook het bezwaar van het college is dat je dan in vier, vijf of zes binnenstadswijken tegelijkertijd bezig bent, hetgeen niet alleen mankracht kost maar ook verwachtingspatronen schept bij mensen die op een gegeven ogenblik denken dat ze allen te gelijk aan de beurt zijn, terwijl we op voorhand weten dat slechts enkele projecten zullen worden gehonoreerd. Dit zijn de dingen die door de heer

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1978 | | pagina 1913