1943 1 DECEMBER 1978 (middag) gaat op het ogenblik ongeveer deze kant uit: de mo tie zou bestuurlijk enige duidelijkheid moeten heb ben In het gesprek met de heer Brokx is de vraag aan de orde. geweest of de 30 nu al dan niet hard is. In de motie wordt geconstateerd dat de 30 inderdaad hard is, een vaststelling waaromtrent zo als men weet echter nog wel enige onduidelijkheid bestaat. Ik vind dit niet het belangrijkste gege ven, maar in ieder geval is het maximum van 30 volgens de motie in strijd met de wensen die in Breda leven; op grond daarvan legt Breda zich vol gens de motie niet bij dat maximum neer. Met be trekking tot de bovengenoemde vereiste bestuurlij ke duidelijkheid zijn enige leden van het college van mening dat, zolang wij ons woningbehoefte-on derzoek nog niet hebben afgerond, die duidelijk heid niet kan worden geleverd. Het is dan de vraag of het verstandig is nu al vast te stellen dat het percentage te laag is. Vooralsnog kunnen we uit gaan van drie indicaties: - het regionaal woningmarktonderzoek; - het aantal van 6.000 woningzoekenden, in wat voor vertaling dan ook; - een indicatief onderzoek van de sociogra fische dienst. Hierover hebben wij gesproken, maar we zijn daar gewoon nog niet uit. Ik zie dat mevrouw Munt- jewerff wil interrumperen, maar ik denk dat dat niet nodig is; ik bericht alleen maar vanuit het college waar onze discussie op dit ogenblik is. Ik geloof dat de raad er recht op heeft daar in het kader van mijn portefeuille iets over te horen. Wij gunnen ons vanavond nog tijd om ons hierover ver der te beraden. Mevrouw MUNTJEWERFF-VAN DEN HUL: Mag ik hier toch één opmerking over maken? Ik begrijp niet dat de wethouder zo moeilijk doet over een in wezen zeer gemakkelijke motie. Wij vragen aan de Tweede Kamer om hulp in deze 30 %-kwestie. In de uitvoeri ge toelichting waarvan in de motie sprake is, kan

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1978 | | pagina 1943