1945 1 DECEMBER 1978
(middag)
indicatief onderzoek beschikt. Bovendien, zo zal
de heer Brokx zeggen, heb ik Breda gevraagd te
wachten totdat in het voorjaar de onderzoekscijfers
van het landelijk woningmarktonderzoek er zijn.
Het spijt mij dat ik dit met deze nadruk moet
zeggen. Laat het college nu in alle rust verder
over deze zaak praten.
Mevrouw MUNTJEWERFF-VAN DEN HUL: De wethouder
weet blijkbaar precies wat de heer Brokx zal ant
woorden, maar de heer Brokx is in de Tweede Kamer
al dermate vaak op zijn gezicht gevallen, dat het
helemaal niet onmogelijk is dat hij inderdaad toe
zeggingen ten gunste van Breda zal doen.
Wethouder VAN DUN: Voor alle politieke duide
lijkheid: ik ben er niet op uit via de gemeente
raad van Breda de heer Brokx op zijn gezicht te la
ten vallen. Ik ben erop uit sociale woningbouw in
Breda te verzekeren.
Mevrouw MUNTJEWERFF-VAN DEN HUL: Ja precies,
ik ook, en of hij daarbij dan al of niet op zijn
gezicht valt, kan mij verder niets schelen!
De VOORZITTER: Mogen wij nu eens proberen tot
een afronding te komen? De heer Van Dun is nog be
zig met de moties.
Wethouder VAN DUN: Als ik op de volgende mo
tie inga, ontstaat waarschijnlijk een soortgelijke
discussie, maar we hebben nu eenmaal afgesproken
dat we het zo zouden doen, dus daar gaat ie dan!
Motie nr. 3 betreft de verkoop van woningwet
woningen. In het college heb ik gezegd dat deze mo
tie mij persoonlijk nogal in de problemen brengt.
Mijn standpunt in het verleden is steeds duidelijk
geweest. Ook ten aanzien van deze motie hebben we
tijdens ons korte beraad geen eindconclusie kunnen
bereiken. Ik weet waar voor de raad het probleem
ligt, de verkoop van woningwetwoningen heeft zijn