1 DECEMBER 1978 1965
avond
Wij vinden dat je eerst een cultuurbeleid
moet uitstippelen en daarna je accommodaties moet
plannen. Onze indruk is dat aan de cultuuraccommo
daties een beleid wordt gekoppeld, ook al wordt
het andersom gezegd. Zonder in herhalingen te wil
len vervallen verwijs ik in dit verband naar de
opmerkingen van de heer Gielen over de stadsschouw
burg. Breda beschikt over een schouwburg, die als
hij volledig is uitverkocht, aan 765 mensen plaats
biedt: willen we nu die 765 mensen een onderdeel
van de cultuur biedenof willen we op een andere
manier te werk gaan? Voor de verbouwing is 4 mil
joen nodig en ik heb in gauwigheid uitgerekend dat
aan aankoop- en verbouwingskosten inmiddels al
800.000,a 900.000,is besteed. Zijn die
765 plaatsen nog wel 4,8 a 4,9 miljoen waard?
Zou je dat geld niet op een andere manier beter
kunnen besteden, voor soortgelijke activiteiten
als nu in de schouwburg plaatsvinden? Afgezien van
de vraag of je hetgeen er in de schouwburg gebeurt
nog wel wilt handhaven, zul je moeten uitmaken of
het zich per se in dat gebouw moet afspelen.
Mijn fractie blijft pleiten voor voortdurende
aandacht, mede in de commissie cultuur, voor scho
ling en vorming, ook al is in het kader van de
rijksbijdrageregeling de coördinatie van het wel
zijn in een andere portefeuille ondergebracht.
Wij hebben de subsidies die in de commissie
cultuur en bij het bureau culturele zaken zijn ge
boekt, op een rijtje gezet.We vragen ons af of al
le subsidies in deze tijd nog wel zo nodig zijn,
terwijl er in het kader van andere noden andere
prioriteiten kunnen worden gesteld. In dit verband
noem ik de subsidiëring van de Unie van Oranjeste
den, het Oranjecomité, de cultuurprijs en last
but not least het comité Monumentenjaar 1975.
Het gaat ons niet om de bedragen, maar om de rich
ting waarin deze subsidies zich bewegen. Een en
ander zal naar onze mening kritisch moeten worden
bekeken.
Ik kom toe aan enkele opmerkingen over de