1966 1 DECEMBER 1978
(avond)
Beyerd, niet als gebouw, maar in een andere func
tie. Diverse commissies hebben zich met de Beyerd
beziggehouden; ik noem allereerst de beroemde
groep "Oenau", waarvan zelfs één van de college
leden lid was, en ik denk voorts onder meer aan de
culturele raad. Eén van de uitgangspunten van al
die commissies is altijd geweest dat de Beyerd
vooral zou fungeren als centrum van stimulering
van permanente educatie en emancipatie, dat men de
wijken in zou gaan en dat men niet louter een mu
seumfunctie zou vervullen. In de laatste vergade
ring van de commissie voor de Beyerd, waarbij ik
op de publieke tribune mocht zitten omdat deze
raad op 5 september ten aanzien van het lidmaat
schap anders had beschikt, bleek mij dat die com
missie de cultuurnota van onze raad kennelijk niet
goed heeft begrepen, of althans niet goed uitvoert.
Er bleek verschil van mening te bestaan over de
vraag of ik vat het kort en een beetje zwart
wit samen toch de museumfunctie van de Beyerd
zou moeten worden versterkt. Dat is geenszins de
bedoeling van deze raad: de Beyerd zou een tweede
lige functie hebben en met name de tweede functie
die ik zojuist heb gereleveerd, zou sterker moeten
worden. Het verzoek van de heer Gielen om een nota
neem ik zonder meer over. In het huidige beleid
zie ik nog geen aangrijpingspunten voor een andere
richting, ook al is die in de cultuurnota dan al
aangegeven. Ik zie een openluchttentoonstelling en
ik zie een versterking van de functie van het ge
bouw. Het enige wat een beetje is veranderd lijkt
mij de kop van de posters, maar dat is niet wat we
willen.
Wij zullen geen financiële amendementen in
dienen die voortgaan op onze voorstellen in april
bij de eerste behandeling van de begroting in het
college. In deze sector hebben we destijds twee
voorstellen gedaan: één over emancipatie en één
over ontwikkelingshulp. De emancipatie is uiter
aard inmiddels door ons doorgeschoven naar de meer
bevoegde mensen: de vrouwen; mevrouw Stutterheim