1 DECEMBER 1978 1967 avond komt er in een andere sector op terug. Met betrek king tot de ontwikkelingshulp waren wij tot de conclusie gekomen dat we vanavond geen voorstel zouden moeten doen, omdat je een broedende kip niet moet storen. Nu echter de fractievoorzitter van het C.D.A. de broedende kip wèl heeft gestoord, kan ik er natuurlijk niet omheen toch iets over dit onderwerp te zeggen. Het bevreemdt mij dat de heer Eissens kennelijk toch niet zo goed op de hoogte is van hetgeen misschien niet zijn politie ke vrienden maar toch minstens zijn morele vrien den en meer dan dat -- De heer EISSENS: Wie zijn mijn morele vrien den? De heer OOMEN: Ik zal ze even noemen. Het zijn alle kerken die er zijn. De werkgemeenschap van kerken en het bisdom hebben een vertegenwoor diger in de voorbereidingscommissie, de heer Zuid geest. Hij zit daar namens de kerken en hij heeft over dit onderwerp een andere opvatting. De heer SCHURING: Zit hij er namens 'de' ker ken? De heer OOMEN: Ik weet alleen dat hij in dienst van het bisdom is en daar als zodanig zit. Of hij er namens alle kerken zit, zult u aan hem zelf moeten vragen. De heer EISSENS: U gaat toch niet al mijn vrienden opnoemen, hè? De heer OOMEN: Die ken ik niet allemaal en dat ben ik ook niet van plan. Ik heb het uiter aard over uw vrienden bij wie u zich als politicus van het C.D.A. toch thuis zou moeten voelen, al thans naar mijn mening. Die mensen hebben een an dere opvatting over ontwikkelingshulp en ontwikke lingssamenwerking; misschien kunt u bij hen eens te rade gaan. Ik wil de vergelijking die u hebt getrokken, verder uitbouwen. U hebt gezegd: als er een huis brandt, moet er meteen een brandweer-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1978 | | pagina 1967