1 DECEMBER 1978 1979
avond
voldoende terrein kunnen aanbieden. Ik geloof dat
mijn collegae in de BRIM hetgeen ik over de BRIM
ga zeggen wel zullen willen beamen.
Verleden jaar heb ik een overzicht gegeven
van de op dat ogenblik bestaande situatie. Ik heb
aangetoond dat we geheel klem zouden komen te zit
ten. Hoe is het ons nu in 1978 vergaan? De BRIM
heeft in 1978 bijna 7 ha aan 26 bedrijven verkocht
In optie is nog bij 6 bedrijven 9.900 m Gereser
veerd is 4,3 ha. Vrij ten verkoop is nog 1,6 ha.
Een en ander betekent zulks ter verduidelijking
dat wij in de afgelopen periode, in 1978, een
aantal bedrijven een verplaatsingsmogelijkheid
hebben geboden, opdat zij zich zouden kunnen uit
breiden dan wel omdat milieufactoren verplaatsing
wenselijk hadden gemaakt. Wethouder Van Dun heeft
daarover vanmiddag een zeer interessante opmerking
gemaakt; hij zei volgens mij dat de hinderlijke
bedrijven ook naar de woon-werk-gebieden kunnen
worden verplaatst. Ik zie dit niet zozeer als een
oplossing, maar ik wil de andere wethouder er niet
mee opzadelen daarvan een verduidelijking te moe
ten geven. Het lijkt mij buitengewoon interessant
over dit onderwerp eens in de commissie voor eco
nomische zaken te praten, nadat de portefeuille
wethouder ruggespraak met zijn collega heeft ge
houden
De conclusie uit bovengenoemde cijfers moet
voorts zijn dat wij op het ogenblik eigenlijk
niets kunnen aanbieden dan die 1,6 ha, een opper
vlak dat aan de geïnteresseerde ondernemer geen
keuzemogelijkheid biedt. Natuurlijk is mij niet
ontgaan dat de wethouder een opsomming heeft gege
ven van gebieden als Moleneind-oostHintelaken en
andere Haagse Beemden-terreinen. Deze terreinen
zijn, denk ik, nog onderworpen aan procedures, met
daarin verborgen alle verrassingen die inherent
zijn aan bestemmingsplannen, onteigenings- en be
roepsprocedures dan wel het bouwrijp maken van be
paalde gebieden. Ik zou het college willen uitno
digen zijn voornemens wat te verduidelijken. Graag