1996 1 DECEMBER 1978
avond
tonele gevoerd. De raad heeft een krediet gevo
teerd om een onderzoek naar de toestand van de
schouwburg te laten uitvoeren. Wij voorzagen dat
er, voordat het afsluitende stadium van dat onder
zoek zou zijn bereikt, toch al wel het een en an
der aan de schouwburg zou moeten gebeuren. Dit
heeft erin geresulteerd dat we met een "greep uit
de lucht" ik noem dat nu even zo, maar er gaat
natuurlijk wel iets meer aan vooraf ƒ4 miljoen
in de meerjarenbegroting hebben ingebracht. De
rapportage van het bureau Kraayevanger lag op ta
fel, hetgeen ertoe heeft geleid dat het college
een werkgroep in het leven heeft geroepen. In deze
werkgroep zijn we met mijn collega van openbare
werken, met de directeur van de schouwburg, met
de chef van het bureau economische zaken, met de
stadsarchitect en met enkele andere mensen die
over dit onderwerp verstandige woorden kunnen zeg
gen, het rapport gaan doorlichten, ter beantwoor
ding van de vraag of het aan de doelstelling vol
deed, alsmede om er conclusies aan te kunnen ver
binden. Over die conclusies is zeer recentelijk
informatie naar het college gegaan, die daar in
eerste aanleg is besproken, zonder dat er overigens
al definitieve besluiten zijn genomen. In ieder
geval is volstrekt duidelijk geworden waaruit de
problemen in de schouwburg bestaan.
In de eerste plaats loopt het toneel schuin;
we hebben in Breda ongeveer de laatste schuine
toneelvloer van Nederland. De gezelschappen kun
nen niet meer op die schuine vloer spelen, omdat
hun attributen er niet op zijn afgestemd, met als
gevolg dat er bijvoorbeeld allerlei verbouwingen
aan de coulissen moeten plaatsvinden. Als je de
toneelvloer recht gaat maken, ga je de zichtlijnen
verstoren, zodat je de zaal moet laten hellen. Het
allergrootste probleem is echter want ik praat
eigenlijk steeds nog maar over deelproblemen
dat we niet meer met de toren uit de voeten kun
nen. Er zullen enkele zeer belangrijke voorzienin
gen moeten worden getroffen; zo is bijvoorbeeld