2004 1 DECEMBER 1978 avond al diverse malen heb betoogd dat Breda tegenwoor dig een dwarsdoorsnede wordt geboden van wat zich op het gebied van het toneelleven en op aanverwan te gebieden in Nederland manifesteert. Wij voeren een pluriform beleid en alles komt dan ook zo'n beetje in de richting van Breda. Het moet volstrekt duidelijk zijn dat 90% van al deze activiteiten niet anders is te realiseren dan in een goed ge- outtilieerde schouwburg. Het gaat er niet om dat we één cabaretier hebben die ook wel eens keer in een wijkvoorziening iets op de planken kan doen; voor een béétje gezelschap, zelfs bij een heel klein gebeuren, zijn al vaak kleedruimten, coulissen, belichting en dergelijke nodig. Je kunt moeilijk in al onze gemeenschapshuizen die voor zieningen gaan aanbrengen, afgezien van het feit dat je dan ook nauwelijks meer kunt spreken van een geïntegreerd toneelbeleid. Het gaat niet al leen om toneelbeleid; er zitten allerlei andere aspecten aan vast. Ik kan zelfs zeggen dat de schouwburg bijvoorbeeld in het amateurtoneelleven in Breda tegenwoordig een bijzonder essentiële rol speelt. Bij het sluiten van de schouwburg zou zelfs die "poot" van de cultuur om zeep worden ge holpen. Ik blijf erbij: een stad als Breda is het aan zijn eigen standing verplicht een schouwburg te hebben. Als je dan met een schouwburg begint, moet je ook een goede schouwburg hebben. Daar moe ten we geld voor over hebben en als we dat niet hebben, moeten we geen uitvluchten gaan verzinnen in de zin van: het kan ook wel ergens anders, want dat is door elke vakman wordt het in klare taal uitgelegd te enen male onmogelijk. Een volgend onderwerp van de heer Oomen was het vormings- en ontwikkelingswerk. Het is natuur lijk niet zo dat de overheveling van de coördina tie van het specifiek welzijn naar een andere por tefeuille ertoe leidt dat alles wat onder de rijks bijdrageregeling valt, uit het gezichtsveld van de commissie cultuur verdwijnt. Dat is geenszins de bedoeling, de opzet wordt gedeeltelijk gezamenlijk

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1978 | | pagina 2004