2070 1 DECEMBER 1978
(avond)
de combinatie van liberalen en christen-democra
ten de meest vruchtbare bodem biedt voor het ont
wikkelen en in stand houden van het opbouwwerk.
De heer KOERTSHUIS: Het enige onderwerp waar
op ik wil ingaan, is het woonwagencentrum. Wij
hebben begrepen dat het college enkele maanden ge
leden opdracht heeft gegeven te zoeken naar loka-
ties in Breda die in aanmerking zouden komen voor
de situering van een eventueel tweede of derde
woonwagencentrum; hoe staat het op het ogenblik
met het onderzoek: is het al afgerond? Erg be
nieuwd zijn we naar de plaatsen die naar de mening
van het college in aanmerking komen.
Mijn fractie wil graag een duidelijk stand
punt over de decentralisatie kenbaar maken. Decen
tralisatie zou naar onze mening in de allereerste
plaats stadsgewestelijk moeten geschieden. Voor
waarde voor ons is dat eerst de randgemeenten aan
de beurt komen; daarna pas moet worden bekeken of
verdere decentralisatie binnen de gemeente moet
plaatsvinden. Het ingestelde onderzoek was, zo
menen wij, enigszins voorbarig, aangezien het nog
niet duidelijk is of men naar een centrum voor 30
of voor 60 plaatsen zoekt: de bewoners zelf wensen
een centrum van 60 wagens, terwijl bij rijk en
provincie over 30 wagens wordt gesproken. Is het
college bij zijn onderzoek uitgegaan van de norm
van de bewoners of van de norm van de rijks- en
provinciale overheid? Bij het aanwijzen van loka-
ties zal onzes inziens laatstgenoemde norm moeten
worden gehanteerd.
Met betrekking tot de volgorde van de proce
dure vinden wij dat eerst moet worden gekeken naar
de allernoodzakelijkste voorzieningen die thans
nog niet, of niet in voldoende mate in het woonwa
gencentrum aanwezig zijn. De minimale leefbaarheid
moet er komen. Daarnaast moet ten aanzien van de
stadsgewestelijke decentralisatie alle urgentie
worden betracht. Daarna moeten wij aan de hand van
evaluatie uitmaken of lokale decentralisatie